Boomklever (blauspjocht)
Timmerman en metselaar
De boomklever is een heel bijzonder vogeltje. Een goeie bouwvakker, dol op oude loofbomen, is een ware acrobaat, slimme voedselverzamelaar en houdt van een duurzaam gezinsleven. Om met dat laatste te beginnen: de boomklever zoekt tweedehands nestholen. Vaak gebruikt hij de nestgaten van spechten, maar ook natuurlijke gaten in bomen, een nestkast of zelfs gaten en kieren in muren. Het nest wordt door man boomklever gemaakt, de bouwvakker. Meestal is het veel te groot en dus wordt het openingsgat netjes op maat gemetseld. Met natte klei maakt hij het gat precies groot genoeg om er zelf door te kunnen. Zo is er een prima bescherming tegen indringers.
Als de boomklever het op de heupen heeft maakt hij ook nog een soort afdakje boven het nestgat, mooier kun je het niet maken. Al dat werk zorgt ook nog voor grappige effecten. Want soms zit er in de klei wat zaadjes en dan kan het gebeuren dat op een paar meter hoogte opeens een paardenbloem uit de boom groeit.
Huisvrouw
Het nest wordt door het vrouwtje ingericht met kleine stukjes schors en hout. Klaar voor de eitjes, waarvan ze er soms zes legt, maar soms ook elf. Na twee weken broeden door het vrouwtje, komen de jongen uit. Een drukke tijd voor de ouders, ze moeten hun kroost volop voeren, want die blijven wel drie weken in het nest. Ze groeien goed van de rupsjes, larven en insecten. Bijzonder aan de jonge vogeltjes is het feit dat ze geen kinderkleding hebben. Ze krijgen meteen het mooie verenpak van pa en ma, aan dons en zo doen ze niet. Als de jongen het nest verlaten, komen ze niet weer terug. Ze gaan eerst de wereld verkennen en zwerven soms tientallen kilometers Ze staan op eigen poten en laten dat duidelijk merken. Er zijn gevallen bekend van boomklevers die na twee weken al een volwassen partner hadden en een eigen territorium. In de winter bevinden boomklevers zich graag in gemengde groepen van mezen, goudhaantjes en boomkruipers. Heeft de boomklever eenmaal een eigen plek gevonden, dan is hij zeer honkvast en blijft daar zijn leven lang, binnen een straal van ruim een kilometer.
Acrobaat
De boomklever is dol op oude loofbossen. Hij profiteert duidelijk van het meer natuurlijk bosbeheer van de laatste decennia. Er is meer structuur in bossen gekomen, hetgeen hij zeer op prijs stelt. En graag véél stamoppervlakte. Want de boomklever kleeft als het ware aan de boomstammen, het maakt hem een ware acrobaat. Het is de enige West-europese vogel die met zijn kop naar onderen gericht op boomstammen naar beneden kan lopen. Hij loopt de stammen en takken op en neer door zich vast te houden aan de bast met zijn scherpe nagels en steunt daarbij niet op zijn staart (wat spechten en boomkruipers wel doen).
De boomklever heeft dan ook een korte staart. Het is een wat gedrongen vogeltje, geen hals, scherpe nagels en een stevige snavel. Zijn verenkleed is prachtig blauwgrijs van boven en zijn buik is oranje-bruin. Als finishing touch heeft hij een mooie, lange zwarte oogstreep.
De stam en dan vooral de boomschors, is belangrijk voor de boomklever. Het is naast klimmuur ook zijn eettafel. Tussen de spleten zoekt hij voortdurend naar insecten, larven en rupsen. In de winterperiode gaat hij over op noten en bessen. Hij legt voorraden aan, elk hapje op een ander plekje. De noten klemt hij tussen schorsspleten of in de vork tussen stam en tak, waarna hij er net zolang op hamert tot de noot breekt en hij de kern kan eten. In de vogelwereld is het voedsel van groot belang. Vogels schromen onderling dan ook niet om elkaars voedselvoorraden te pikken. De specht eet uit de kast van de boomklever en die grissen de zaden weg welke de specht uit een dennenappel hakt. Ze gunnen het elkaar. In tijden van voedselschaarste bezoekt de boomklever ook wel boomrijke tuinen. Hij vindt er heerlijke pinda’s en snackt ook graag een vetbolletje.
Kortom, een veelzijdig vogeltje met een boeiend leven.
Overzicht: Vogels