Bosmuizen 

Bosmuizen (Apodemus sylvaticus) zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hebben grote ogen en grote oren. Bruine pels en geel witte keelvlek. De achterpoten zijn opvallend langer dan de voorpoten. De bosmuis huppelt en spring meer dan de huismuis, die meer dribbelt. Hij leeft in het algemeen binnen een straal van 180 meter, maar kan ook grote afstanden  tot wel vierhonderd meter afleggen.  Bosmuizen passen zich goed aan aan de omgeving. Ze wonen niet alleen in bossen, maar komen eigenlijk overal voor: in tuinen, bosranden, landbouwgebieden en ’s winters regelmatig in huizen. Binnenshuis ontwikkelen ze zich als notoire herrieschoppers. De ‘rechtmatige Huismuis’ word buiten de deur gezet. Goedschiks dan wel kwaadschiks.

Dagelijks leven 

De bosmuis is een flexitariër. Hij eet voornamelijk zaden, noten en bessen, maar schakelt over op slakken, wormen en insecten wanneer er schaarste is. Voor de winter wordt er veel gehamsterd. Hij legt grote voorraden zaden en noten aan in ondergrondse voorraadkamers. Bosmuizen zijn goeie klimmers. Overdag slapen ze in hun hol en zodra het donker wordt gaan ze er op uit.

De paartijd is van af april tot in de late herfst. Na vier weken draagtijd werpt het vrouwtje de jongen, dat kan ze vier keer per jaar doen, maar meestal blijft het bij 2 tot 3 keer. De jongen worden naakt en blind geboren, het zijn er tussen de 4 en 7 kleintjes. Na 14 dagen openen ze de ogen, de pels is dan al klaar en de tandjes zijn er ook al.

Bosmuizen hebben veel vijanden, zoals de vos, allerlei marterachtigen en ook de kat lust wel een bosmuisje. En vergeet de uilen niet. Maar ook de mens heeft het niet zo op bosmuizen. Ze worden vaak gezien als plaag vooral bij groentekwekers. Ze eten graag de zaden en granen in en op de grond. Bosmuizen hebben een uitstekend reukvermogen en daardoor weten ze de erwten en bonen in de grond  precies te vinden. Een bosmuis wordt gemiddeld 1 jaar, in gevangenschap 4 jaar.

Overzicht: Zoogdieren