Brandgans (Paugoes)
Een sprong in het leven
Het is adembenemend en spectaculair te zien hoe een pas geboren brandganskuiken het leven in springt. Het kuiken is na 25 dagen broeden door de moeder op een hoge klif, rots of richel (hun natuurlijke habitat) uit het ei gekropen. Dat is de enige plek die de ouders van oudsher veilig genoeg vinden. Daar kan hun grootste vijand de poolvos niet komen. Er is ook geen eten. Brandganzen eten kort gras als hoofdvoedsel en daarvoor moeten ze naar de valleien. Eenden en ganzen voeren hun kroost niet maar brengen hen bij het voedsel. Pa brandgans is de eerste die van de hoge rots af vliegt naar beneden. Even later volgt ma en dat is het sein voor de kleintjes om zich eveneens in het diepe te storten.
Soms moeten ze meer dan 100 meter hoogte overbruggen
Het levert spectaculaire beelden op van een vallend piepjong kuiken, soms stuiterend tegen een rots, rollebollend over stenen, op weg naar de ouders. Filmpje van National geographic ter illustratie
Het kuiken is heel licht, het skelet bestaat op belangrijke punten vooral uit kraakbeen en met de vleugels en poten wijd uitgespreid remt het de snelheid effectief. Het donskleed is ook beschermend, toch zullen de botsingen tegen de rotsen er stevig inhakken. Niet ieder kuiken overleeft het. En beneden staan dan wel de ouders te wachten, maar ook roofdieren (vos, roofvogels). Pa en ma brandgans zorgen er dan ook voor dat ze met hun kuikens zo snel mogelijk in het veilige water komen.
Dat het meestal goed gaat zag je de afgelopen jaren aan de groei van de populatie. Uit het hoge noorden, Spitsbergen, Groenland, Nova Zembla en Noord Rusland kwamen de brandganzen in zuidelijker landen overwinteren. De Nova Zembla populatie koos Nederland als pleisterplek.
Teveel ganzen?
Inmiddels zijn we zover dat er jaarlijks 100.000 brandganzen worden afgeschoten, omdat er teveel zijn en de schade die ze aanbrengen te groot. Hoe kan het zover komen? Wat is er gebeurd dat we nu hier staan? De weidevogelstand holt achteruit, terwijl de ganzengroep almaar groter lijkt te worden. Het natuurlijk evenwicht is zoek.
Brandganzen en andere soorten ganzen zijn in staat geweest te profiteren van de veranderende, moderne landbouw. De rijke graslanden in Friesland vormen een heerlijk gedekte tafel voor de brandganzen. Brandganzen werden in de vorige eeuw beschermd vanwege het geringe aantal en dat deed de populatie goed. Zo goed, dat hun aantal fors groeide. In Nederland zijn ze ongeveer 30 jaar geleden gaan broeden. Ook dat heeft gezorgd voor een grote toename. Vanuit de brandgans gezien geen slechte keuze: voedsel in overvloed en meer kansen om de kuikens groot te krijgen. Waarschijnlijk is de groep brandganzen die hier jaarrond blijven ontstaan uit een vermenging tussen ontsnapte ‘tamme’ brandganzen die gehouden werden in parken en vijvers en overwinteraars. Hieruit kwam een sterk groeiende populatie tevoorschijn. Verder blijken de brandganzen in het voorjaar langer hier te blijven.
De SOVON telling tussen 2013 en 2015 laat zien dat er een broedpopulatie is van 16.000-22.000
(was in 2000 rond de 1000 paren) en dat het aantal overwinteraars wordt geschat op 780.000 – 820.000. (was in 1990 rond de 50.000)
Dat blijft niet zonder gevolgen. En dan is het onvermijdelijk dat de donkere kant voor het brandganzenleven ook hier wordt genoemd. Er is veel schade op de weilanden. Brandganzen zijn dol op kort gras, iets wat door de huidige intensieve landbouw ruim aanwezig is. Een brandgans eet elke dag zo’n 60.000 hapjes gras. Hij is daar ongeveer 7 uren mee bezig en poept intussen elke drie minuten driekwart van het genuttigde gras uit. Als er dan duizenden op de graslanden foerageren, kun je je wel iets van de schade voorstellen. Het is dan ook netjes dat boeren hiervoor worden gecompenseerd. De provincie Friesland wil echter op deze schadeloosstelling bezuinigen en besloot derhalve dat er jaarlijks zo’n 200.000 ganzen mogen worden gedood. Concreet: tussen 1 oktober 2020 en 31 mei 2021 maximaal 25.000 kolganzen, 100.000 brandganzen en 25.000 grauwe ganzen mochten worden afgeschoten.
Een duivels dilemma is geboren. Natuurorganisaties (Fryske Gea, Natuurmonumenten en Vogelbescherming) hebben in 2017 toen de nieuwe Wet natuurbescherming van kracht werd, getracht een alternatief te presenteren aan de Provincie Friesland. Ze pleiten voor een aanpak die toewerkt naar een duurzame balans tussen ganzen en landbouw. Kort gezegd zou je de overwinterende ganzen 4 maanden rust moeten bieden. Immers, het gras groeit in de winter nauwelijks en de schade is beperkt. Daarna zorg je voor voldoende en logisch gelegen foerageergebieden en geef je de boeren in de rest van Friesland de ruimte om de ganzen te verjagen. Een goede schaderegeling is hierbij nodig. Het ontwikkelen van natuur-inclusieve landbouw zal op langere termijn de kosten van schade doen afnemen. Helaas maakte de Provincie Friesland een andere keuze, zoals eerder vermeld. Het blijkt overigens dat de hoeveelheid ganzen de laatste jaren niet meer toeneemt. Wel wordt er meer schade gemeld. Dat is deels te verklaren door de verstoring van de groepen. Ganzen worden verjaagd en bejaagd. Iedere keer dat ze opvliegen kost dat veel energie en dat moeten ze weer aanvullen met extra eten.
Overleven
Wat hebben de brandganzen hier nog gemeen met de overwinterende brandganzen? Wanneer je kijkt naar de leefwijze en broedgewoontes, zijn er wel degelijk overeenkomsten. Brandganzen leven in kolonies, dat geeft hen veiligheid. Op de kale rotsen maken ze hun nest, hier doen ze dat op open weilanden, langs kusten en meren. Beide zijn het plekken waar je ruim uitzicht hebt en roofdieren ziet aankomen. De broedplek en de voedselplek liggen ver uit elkaar. In het noorden zijn de valleien de voedselplekken. Hier zie je dat de brandganzen soms kilometers verderop hun voedselplekken hebben.
De jonge kuikens zijn nestvlieders. Vanaf de rotsen springen ze al na één tot drie dagen achter de ouders aan, in onze weilanden lopen ze meteen rond nadat ze uit het ei zijn gekomen. Ze volgen de ouders naar de voedselplekken en scharrelen zelf hun kostje bij elkaar. Soms broeden brandganzen op kleine, kale eilandjes en moeten de kuikens dus meteen het water in op zoek naar voedsel. Instinctief weten brandganzen veilige broedplekken te vinden. Ze hebben jaarlijks één nest met 4-6 eieren. Brandganzen blijven hun leven lang trouw aan elkaar en in het eerste levensjaar trekt het gezinnetje samen op.
Het voedsel bestaat naast kort gras uit plantendelen zoals twijgjes, knoppen en zaden. Brandganzen hebben een korte snavel, daarmee zijn ze in staat de vegetatie extreem kort af te grazen. Waar de brandganzen eten is weinig meer over voor grote grazers. In de winterperiode zijn brandganzen niet meer zo strikt vegetarisch en lusten ze ook wel zeekreeftjes, weekdieren en insecten.
De enorme groep overwinteraars die vanaf midden oktober in ons land komt, vertrekt weer rond maart of april. Ze zeggen wel eens: als de brandganzen vertrekken begint de lente. Ze zijn goed herkenbaar met hun zwart-witte verenkleed. Ze lijken veel op andere zwart-witte ganzen. Brandganzen hebben een wit gezicht met zwarte snavel en zwart rond de ogen en op de achterzijde van de kop. Een rotgans heeft een geheel zwarte kop en de canadese gans heeft een zwarte kop met witte kinband. De brandgans is niet zo groot, kleiner dan de grauwe gans en veel kleiner dan de canadese gans. De brandgans is 55-66 cm lang met een spanwijdte van gemiddeld 110-12- cm. Ze kunnen trouwens wel snel vliegen, zo’n 65 km per uur is makkelijk haalbaar.
Tijdens de vogeltrek zijn ze ongetwijfeld te zien. Ook de hier blijvende brandganzen hebben zo hun vaste plekken. Jaarlijks komt de vraag weer bovendrijven: wat doen we met die vele ganzen? Ondanks diverse aangedragen ideeën , vele overleggen en symposia is er nog geen blijvende oplossing gevonden. Dat kleine springende kuikentje werd zomaar een blok aan bepaalde benen. Gelukkig is de natuur veerkrachtig en stabiliseert de brandganzenpopulatie. Onze opdracht zal zijn hier goed mee om te gaan, uit respect voor het leven.
Overzicht: Vogels