Artikel gepubliceerd in het verenigingsblad Geaflecht in september 1986
De huisspin
U zult net als een heleboel andere mensen in uw schuurtje of kelder wel eens een spinnenweb tegenkomen. Vooral op plaatsen waar uw dierbare spullen lang blijven staan. Die verloren hoekjes kunnen vol zitten met spinnenwebben van één dikke spin.
Het web van de huisspin
Zo oppervlakkig beschouwd is er aan zo’n web niet zo heel veel te zien, maar bij wat nauwkeuriger kijken, blijkt het een stevige, haast viltig geweven mat te zijn, die ongeveer in het midden een gat vertoont, dat toegang geeft tot een buisje. In dat buisje zit een spin en op deze plaats wacht ze op haar prooi.
Bij de kruisspin, die we buiten veel zien, zit het radvormige web vol met kleefpunten, taai-vloeibare druppeltjes, die ieder insect, dat er mee in aanraking komt, vasthouden. Het web van onze huisspin mist dergelijke opzettelijke kleefpunten, maar als u wel eens geprobeerd heeft zo’n web met uw hand weg te vegen, weet u dat het toch wel erg kleverig is.
Men vraagt zich onwillekeurig af wat zo’n dier achter een schot, achter een kast of op welke verborgen plaats ook als prooi moet vangen. We moeten daarbij bedenken, dat er meer dieren zijn, die graag de beschutting, ook tegen het licht zoeken. Het spreekt vanzelf, dat de kans om in een web verstrikt te raken daar in het donker groot is en de verdroogde oorwormen zullen wel het maal geweest zijn van de spin. Er kunnen echter ook nog andere resten in het web hangen die afkomstig lijken te zijn van andere spinnen.
Kannibalisme ?
Op één hoekje van het web telden we niet minder dan vijf verdroogde huidjes. De eerste gedachte, die door ons brein flitst is natuurlijk ‘kannibalisme’, maar die veronderstelling verdwijnt direct bij een wat nadere inspectie van de resten. Het blijken namelijk volkomen ‘lege’ spinnen, dus simpele spinhuidjes, te zijn. De spin zuigt zijn prooi wel uit, maar zo schoon als deze doorzichtige huidjes zijn, krijgt zij het toch niet gedaan. We merken nog iets op: aan iedere verdroogde spin ontbreekt het ruggedeelte. Dat helpt ons op weg: de verdroogde spinnen zijn niet de resten van een kannibalistisch maal, het zijn de ‘oude kleren’ die de spin uittrok toen ze voelde, dat ze moest gaan groeien. Uit het ei van een spin komt geen larve, zoals bij de insecten, maar een klein spinnetje. Voor dit diertje volwassen is, zal het verscheidene malen moeten vervellen, omdat alleen een vervelling groei mogelijk maakt. Onder de oude huid wordt een nieuwe aangelegd, die voorlopig nog week en soepel is. De spin zet zichzelf met spinsel aan het web vast zodat ze gedurende de vervelling niet kan vallen.
Als u een levende spin bekijkt, zult u zien dat het lichaam uit een vrij hard kopborststuk en een weker achterlijf bestaat. Bij de vervelling scheurt de huid langs de rand van het kopborststuk open, waardoor het ruggedeelte als een deksel losspringt en afvalt. De dunnere huid van het achterlijf verscheurt helemaal en daar is weinig van terug te vinden. Zonder rugschild en met een gescheurde achterlijfhuid zit de spin toch nog op zijn plaats. Nu gaat hij zijn kop met de monddelen en zijn poten voorzichtig lostrekken uit het oude omhulsel. Als dat gebeurd is zit de spin nog niet los, want de spindraad die van de spintepels aan het einde van het achterlijf naar het web gaat, blijft zitten als de oude huid om de draad heen verscheurd is. Zó verankerd maakt de spin buig- en strekbewegingen met zijn poten om te voorkomen, dat bij het hard worden van de nieuwe huid de poten stijf zouden worden. Zo’n spin in zijn nieuwe huid ziet er de eerste dagen nogal kleurloos uit, maar spoedig vertoont hij de tekening, die ook de oude huid had. Tussen het vervellen en het hard worden van de nieuwe huid in is de spin natuurlijk gegroeid.
Huisspinnen kunnen wel enkele jaren leven en als ze niet gestoord worden, bouwen ze niet zo gauw een nieuw web. De lege huidjes vertegenwoordigen dus vermoedelijk de hele versleten garderobe van die ene spinnendame, die, toen ze gevonden werd, de wacht zat te houden bij het spinselbolletje met de eieren.
Verschenen in de Geaflecht van september 1986