Artikel gepubliceerd in het verenigingsblad Geaflecht in september 2001

De Rugstreeppad

Onlangs verscheen er een bericht in de Leeuwarder Courant dat padden bouwplannen doorkruisen. Bij het uitbreidingsplan Noordermiede in Midsland op het eiland Terschelling moet rekening worden gehouden met de beschermde Rugstreeppad (Bufo calamita). Menigeen in onze omgeving zal zijn wenkbrauwen gefronst hebben. En niet zozeer omdat een amfibie of reptiel een bouwplan kan doorkruisen. Immers men raakt daar al enigszins aan gewend. Zo zaten Rugstreeppadden en Kamsalamanders de aanleg van de Betuwe spoorlijn reeds dwars en hield de Levendbarende Hagedis de aanleg van een verhard toeristisch fietspad tegen in Limburg. Ook kon men bij de uitbreiding van een industrieterrein eveneens in Limburg niet om de Knoflookpad heen.

 De bouw van een motelcomplex werd in Noordwijkerhout afgeblazen door het daar voorkomen van de Zandhagedis. Het ministerie van landbouw, natuur en visserij (LNV) hield een vurig pleidooi voor de beschermde hagedis met als gevolg dat de Raad van State in Den Haag de bouw voorlopig niet liet doorgaan. Maar ook met beschermde zoogdieren wordt terdege rekening gehouden. Denk maar eens aan de Limburgse Korenwolf die de werkzaamheden deed staken bij de ontwikkeling van een industrieterrein en de Noordse Woelmuis die de komst van een pannenkoekpaviljoen in Terherne voorlopig kan tegenhouden. Als men de wenkbrauwen al fronste was dat vanwege de onbekendheid met de Rugstreeppad. De Rugstreeppad kennen we in onze omgeving niet zo goed. Daarbij komt dat de pad – waar hij al voorkomt – vaak over het hoofd wordt gezien omdat het een schemeringsactief diertje is, goede schutkleuren bezit en niet zo erg groot is.

Voorkomen
De Rugstreeppad komt in alle delen van ons land voor, behalve noordelijk Friesland (zeeklei) en de gehele provincie Groningen en het oosten van Drenthe (afgegraven hoogveen). Het dier dat vooral een gravend leven leidt, komt dan ook het meest voor op zandgronden, hoewel niet op alle zandgronden. Het zijn vooral de zandgronden van stuwwallen, stuifzandheuvels, rivierduinen en duinen langs de kust. Op alle waddeneilanden wordt de Rugstreeppad dan ook aangetroffen. Verder wordt het dier gevonden in zuidwest Friesland langs de IJselmeerdijk en bovendien in midden Friesland in heidevelden. De kans is groot dat het dier ook bekend is uit de omgeving van Bakkeveen. Rugstreeppadden worden ook wel pioniers genoemd. Op opgespoten land verschijnt het dier vaak als eerste.

Uitgezet
Ongeveer twintig jaar geleden vond ik de Rugstreeppad vooral in Joure op een volkstuin. Helaas moest deze volkstuin wijken voor nieuwbouw. Hoewel ik toen veel dieren van een wisse dood heb kunnen redden door ze elders op een geschikte plek weer uit te zetten, is vermoedelijk een groot deel toch verloren gegaan. Hun voortplantingsplaatsen werden met bulldozers dicht geschoven en de gehele tuin werd in een recordtijd bouwrijp gemaakt. En er kraaide in die tijd geen haan naar. Juist dit soort dingen zijn vandaag de dag gelukkig nauwelijks nog mogelijk. Alleen moet men wel kunnen aantonen dat de dieren er zitten. Daarom zijn juist meldingen van amfibieën en reptielen zo belangrijk. Rugstreeppadden die ongeveer tien jaar geleden in de buurt van De Deelen werden gezien, bleken te zijn uitgezet. De dieren werden er massaal gezien en gehoord. Later zou blijken dat iemand ieder jaar dieren en larven mee terug nam van de eilanden om ze hier uit te zetten. Een kwalijke zaak overigens. Behalve dat met de beschermde dieren of hun broedsel – uitgezonderd het dril van de groene en de bruine kikker – niet gezeuld mag worden, is het natuurlijk je reinste faunavervalsing. En niet alleen worden onderzoekers op het verkeerde been gezet, ook het dier heeft meestal geen schijn van kans. De omgeving is totaal ongeschikt en na verloop van tijd sterven de padden dan ook.

Kenmerken
De Rugstreeppad krijgt een maximale lengte van acht centimeter, maar meet gewoonlijk ongeveer vijf centimeter. Het dier is veel kleuriger dan de Gewone Pad (Bufo bufo). De rug is geelbruin van kleur, met groene, olijfgroene of bruine vlekken. Op de wratten zijn vaak rode vlekjes zichtbaar. Over de rug loopt een zwavelgele streep. De ogen zijn sprankelend geelgroen gekleurd. Het dier heeft korte poten. De paratoïden (gifklieren die zich achter de ogen bevinden) zijn tamelijk groot en wijzen recht naar achteren. Dit in tegenstelling tot de Gewone Pad, waarbij elke gifklier een halve maan vormt.

Leefwijze
De Rugstreeppad ontwaakt als een van ons laatste amfibieën uit de winterslaap. Van half april tot eind juni is de paarroep van de mannetjes op ruim een kilometer afstand te horen. De dieren die overwegend ’s nachts actief zijn, roepen in koren en het geluid dat ze produceren is hard als van een ratel. Het heeft wel iets weg van het geluid dat veroorzaakt wordt als men met een nagel over een kammetje raspt en dan over zo’n twintig tanden. Bij het kwaken is de keelblaas (resonantieblaas) duidelijk opgezwollen. De snoeren die door het vrouwtje worden afgezet tellen gewoonlijk tussen de drie- en de vierduizend eieren. De snoeren worden het liefst afgezet in ondiep water waardoor de eieren en larven gauw op temperatuur zijn. Daardoor komen de larven zeer snel tot ontwikkeling. Bij het voortijdig opdrogen van de poel komen echter nogal wat larven om. In juni of juli vindt de metamorfose plaats. De aan land gekropen diertjes hebben dan een lengte van 10-12 mm. In tegenstelling tot de ouders zijn de jonge padjes overdag actief. Een jaar later meten ze ongeveer 2.5 tot 3.5 cm. Na ongeveer drie winters, maar soms reeds na twee, zijn de dieren geslachtsrijp. Rugstreeppadden eten net als de kikker elk bewegend beest mits ze niet te groot zijn. Tot hun prooi behoren o.a. kevers, spinnen, wormen, rupsen en zelfs mieren. Om te overwinteren graven de padden zich op het land diep in. Er zijn volwassen dieren gevonden op een diepte van 120 cm. Half volwassen dieren schijnen zich minder diep in te graven.

Jelle Hofstra / Verschenen in de Geaflecht van september 2001

« terug naar overzicht artikelen