Groenling (Fleachsfink)

Met zn allen
Veel vogels leven in groepen. Daarin verschillen mens en dier weinig van elkaar. Waarom die groepsvorming? Dat moet een voordeel opleveren. Het geeft veiligheid, predatoren kunnen moeilijker toeslaan. Vele ogen zorgen er voor dat een predator snel wordt opgemerkt en dat er wordt gewaarschuwd. Die vele ogen hebben ook als voordeel dat er sneller voedsel wordt gevonden, het is efficiënt. In een groep kunnen de jongen leren van de ouderen. En het is tevens een soort huwelijksmarkt.  Groepen leveren echter ook een nadeel op.

Ziektes verspreiden zich sneller
De groenling is een sociale vogel die buiten broedtijd in groepen leeft. Groenlingen zijn gevoelig voor de ziekte ‘het geel’, trichomonose. Grote groepen van deze vogelsoort stierven door trichomonas, in delen van Europa daalde de populatie met 30 %.  De ziekte kon zich snel verspreiden doordat de groenlingen in groepen leven. De laatste twintig jaar neemt het aantal groenlingen weer fors toe.

Het Geel
De groenling behoort tot de vinken en vormt met hen gemengde groepen. Ze hebben grotendeels hetzelfde eetpatroon. Zaden van kruiden,struiken en bomen( taxus en duindoorn), rozenbottels als meest geliefd voedsel en zonnebloempitten of pinda’s van de voedertafels. Ze hebben een stevige snavel waarmee ze de zaden kraken. Dat doen ze op een bijzondere manier: de groenling trilt de zaden in de snavel terwijl hij die ronddraait. Hierdoor komt de vrucht los uit de schil, waarna hij de vrucht eet. Groenlingen zijn regelmatig in tuinen op voederplekken te zien. Hier schuilt ook het gevaar op besmetting met  het Geel. Immers, ziektes verspreiden zich snel in een groep. Zorg dus voor goede hygiëne van de voederplekken. Reinig deze regelmatig en verplaats zo nu en dan de voedertafel.

Risicospreiding
Wanneer de groenling in de groep een partner heeft gevonden, gaan ze in de lente doen wat alle vogels doen: zich voortplanten. Daarbij stellen ze enige privacy wel op prijs en het stel zoekt een geschikte nestlocatie. Niet ver van de anderen, maar toch apart. Ze gebruiken hiervoor wintergroene, liefst stekelige struiken,  coniferen of naaldbomen en zo dicht mogelijk bij de grond. Loofbomen en

loofstruiken hebben zo vroeg nog geen blad. Oorspronkelijk leefde de groenling in de bosranden, maar tegenwoordig zijn ze ook in tuinen en parken vaste gasten.

Het vrouwtje bouwt in 8 à 12 dagen een nest en legt hierin 4-6 eitjes. Deze worden in twee weken uitgebroed. Daarna blijven de kleine vogeltjes nog 14-16 dagen in het nest. Ze krijgen bladluizen en mieren te eten. Deze worden voorgekauwd waarna de kleintjes het uitgebraakte voedsel kunnen eten.  Manlief helpt wel mee met het voederen. De man heeft het trouwens nogal druk, want hij paart met meerdere vrouwtjes in eenzelfde broedseizoen. En zie dan maar eens al die snaveltjes te voederen.

Na dit eerste legsel trekt de groep vaak weer verder naar een andere plek met voldoende voedsel. De jongen gaan mee, die blijven nog een week of twee, drie bij elkaar. Moeder heeft het dan al te druk met het volgende legsel. Ze maakt weer een nest, waarbij ze wat minder kieskeurig is betreffende de plek. De meeste struiken hebben immers nu wel blad.

De groenling is jaarrond te zien, maar er zijn ook doortrekkers vanuit het noorden. Hij dankt zijn naam aan het uiterlijk: allerlei tinten groen en geel in zijn verenkleed. Een groenling laat zich graag horen. Het is een onvermoeibare zanger. Hij zingt tijdens de vlucht, in hoge bomen en op daken van huizen. Let vooral op een kanarieachtig gekwetter met een rauw, dalen wèèèh. In het broedseizoen kun je hem vaak na zonsopgang horen. Hij heeft een opmerkelijke vleermuisachtige vlucht, met trage diepe vleugelslagen en zingt. Deze zangvlucht is onderdeel van het baltsgedrag.

Overzicht: Vogels