Heikikker
Fries: Heidekikkert
De Heikikker krijgt ongeveer een lengte van 7 cm en lijkt bijzonder veel op de Bruine kikker. Bij beide dieren is achter het oog een donkere vlek zichtbaar. De kop van de Heikikker is iets spitser, terwijl de kleuren vaak iets zachter zijn. Over het midden van de rug loopt meestal een lichte streep, terwijl ook de ruglijsten vaak licht gekleurd zijn. Overigens zijn dit geen echte kenmerken. Zowel de lichte streep over de rug als de lichte kleuring van de lijsten kunnen afwezig zijn, terwijl een dier als de Bruine kikker wat kleur betreft erg variabel kan zijn. Een doorslaggevend kenmerk is dan ook de metatarsusknobbel (callus internus), een middenvoetsknobbel aan de basis van de kleine teen. In tegenstelling tot die van de Bruine kikker is deze bij de Heikikker lang en hoog en voelt hard aan. Overigens vergt het enige ervaring om dit verschil op te merken, zodat meldingen van de Heikikker zelden van leken komen. De Bruine kikker en de Heikikker zijn, ondanks hun uiterlijk, totaal verschillende soorten en kruisingen komen dan ook niet voor.
Biotoop
De Heikikker vertoont een grote voorkeur voor vochtig en ruw terrein en komt vaak voor op vochtige heidevelden, veen- en moerasgebieden, natte graslanden, bosranden enz. In uw voor- of achtertuintje in de bebouwde kom zult u de Heikikker dan ook niet aantreffen.
Leefwijze
Samen met de Kleine watersalamander, de Gewone pad en de Bruine kikker, behoort de Heikikker tot de soorten die vroeg in het voorjaar naar hun voortplantingsplaats trekken. De watertemperatuur is dan vaak nog erg laag, enkele graden boven nul. Zo gauw de temperatuur stijgt, vormen zich koren en worden de eieren afgezet. De roep van één enkel mannetje klinkt alsof men een lege fles onder water dompelt waaruit luchtbellen ontsnappen; een heel koor klinkt alsof iemand met een rietje bellen in het water blaast. De mannetjes kleuren in de paartijd prachtig blauw, al kan dit blauw nogal wat gradaties hebben. De mannetjes kwaken in het begin alleen ’s nachts, maar op het hoogtepunt van de paring het gehele etmaal. Dit duurt echter vrij kort en meestal drie tot vier dagen.
Heikikkers zetten hun eieren het liefst af in iets zuur water (heidevennen), wat echter ook weer niet te zuur mag worden. Bij een pH 4.5-4 gaan de eitjes al schimmelen en komen niet meer uit. Vooral de zure regen van de laatste jaren vormt één van de grote bedreigingen voor dit inmiddels zeldzaam geworden dier. Vaak worden de eieren afgezet in ondiep water, wat door de diepontwatering eigenlijk al een tweede bedreiging vormt. Veel eieren en larven gaan dan na een droge periode dan ook verloren.
In de herfst gaan de dieren op zoek naar een geschikte overwinteringsplaats en kruipen op het land op vochtige plaatsen onder dichte vegetatie, bladeren, boomstronken en dergelijke. Een enkeling overwintert in het water. Na twee winters, dus in hun derde levensjaar, zijn de meeste dieren geslachtsrijp.
Voedsel
Wat voor alle padden en kikkers geldt, gaat ook op voor de Heikikker. Ze eten praktisch alles wat beweegt en kleiner dan het dier zelf is. Dood voedsel wordt niet herkend. Ze eten vooral spinnen, kevers, rupsen en vangen vliegende insecten. In de zomer foerageren Heikikkers op het land, meestal in de buurt van water, soms echter een heel eind uit de buurt en zullen pas het volgende seizoen het water weer opzoeken.
Bescherming
De Heikikker wordt in ons land beschouwd als een soort die niet algemeen is en ernstig wordt bedreigd. Het dier zal als er geen maatregelen worden getroffen waarschijnlijk achteruit gaan. Zo worden Heikikkerbiotopen niet alleen bedreigd door zuur regenwater en diepontwatering, maar ook door eutrofiëring door aanvoer van voedselrijk buitenwater. Grondwaterniveaus zullen moeten worden verhoogd en onafhankelijk worden gemaakt. Te zure vennen kunnen met kalk (mergelpoeder) bemest worden en tevens zou men bufferzones moeten aanbrengen tussen Heikikkerbiotopen en cultuurgebieden.
Overzicht: Amfibieën