Herfst, paddenstoelen in bos en veld
Onlangs vond ik een paar hele kleine witte paddenstoeltjes tussen het gras. Het bleek om witte Grastaailingen te gaan. En dat ze taai zijn bleek wel, een week later stonden ze er nog. En dat voor die kleine teer-ogende groeisels. Ik ging er op mijn knieën bij liggen om die kleine hoedjes, die een doorsnede hebben niet groter dan een centimeter, op de tere steeltjes beter te bekijken. Toen ik opzij keek zag ik nog kleinere, op nog dunnere steeltjes, maar oranjebruin van kleur. De Oranje grastaailing. En de steeltjes, echt niet dikker dan een haar van een paard. Er bestaat dan ook Paardenhaartaailing. De steeltjes hiervan zijn zwart en taai als paardenhaar. Deze kun je op heel veel plaatsen in het bos vinden, maar ook wel dicht bij huis. Ze groeien op plantenstengels en takjes.

Ruitertjes
Op takjes groeien ook de Takruitertjes, ook zo’n klein paddenstoeltje, maar toch iets groter en forser dan de vorige. Het hoedje is meestal niet groter dan een centimeter in doorsnede, maar het kan tot anderhalve centimeter worden. Het heeft een lichtgekleurde steel, die bij het ouder worden donkerder wordt. Het Takruitertje kun je verwarren met het Halmruitertje. Deze is ongeveer even groot, maar de steel hoort bruiner te zijn. Maar een oud steeltje van een Takruitertje, wat donkerder dus en een licht steeltje van een halmruitertje lijken erg veel op elkaar. Het blijft moeilijk. Halmruitertjes groeien op plantenresten, oud blad, oud gras, maar ook wel eens op takjes. Het bestuderen onder een microscoop, met daarnaast een goede beschrijving – ook van de sporen – kan uitkomst brengen. Dat gaat ver en vergt veel tijd. Maar het is wel aardig, want je komt soms verrassende dingen tegen. Dan zie je tussen de sporen, die afmetingen hebben van drie tot tien maal het duizendste deel van een millimeter, nog een beestje lopen van dezelfde afmeting. Van groot tot klein, van olifant tot luis, hebben in de natuur een heel andere betekenis dan in onze visie.

Grastaailing

Waterdruppel
Ik heb wel eens een waterdruppel uit een schone sloot bekeken onder een microscoop. Dan is het geen waterdruppel meer, maar een heel klein beetje daarvan. Dan heb je dat tussen de microscoopglaasjes waarvan je denkt dat daar geen ruimte meer tussen zit. Zit er eigenlijk ook niet, maar je ziet heel klein leven zich voortbewegen in dat flinterdunne laagje water, maar ook nog over elkaar heen bewegen. Het wondere van de natuur. Maar dat hele kleine leven vormt de basis voor al het grote leven, ook voor ons en de olifant. Ik dwaal af van mijn kleine paddenstoeltjes.

Gewone heksenboleet

In een sparrenbos zie je soms tientallen, nee soms honderden van die kleine zwammetjes op het naaldendek groeien. Ook met een hoedje van een halve tot anderhalve centimeter in doorsnee. Maar dat zijn dan wel de allergrootsten. De meesten zijn niet groter dan een centimeter. Ook die hebben een dun, donker steeltje waarvan de top licht gekleurd is. Meestal kun je ze ruiken. Mocht je twijfelen wrijf dan zo’n hoedje tussen je duim en vinger, dan ruik je een sterke geur. Dan is er geen vergissing meer mogelijk, het is de Sparrenstinktaailing. Ach wat is er toch veel te vinden van dat kleine spul waarin je nauwelijks erg in hebt dat ze er zijn. Kijk eens goed in het gazon, misschien staan ze er. Geen kunstmest gebruiken of andere verdelgingsmiddelen, want daar houdt onze wilde natuur niet van.

Vreemd paddenstoelenjaar
Wat hadden we tot op heden toch een vreemd paddenstoelenjaar. De zomer was warm, een goede zaak voor zwammen. Vooral veel warmte op de grond. Maar het was ook droog, minder goed voor zwammen, vooral met het onnatuurlijke, kunstmatig laag gehouden waterpeil. Maar in augustus kwam er regen en niet zo’n beetje ook. Daar volgde een explosie van paddenstoelen op. Je wist niet waar je eerst en laatst moest kijken. En wat een prachtige exemplaren. Wat waren de heksenboleten schitterend. 

Eekhoorntjesbrood

Maar ook het Eekhoorntjesbrood en de eerste Vliegenzwammen. Daarna volgde weer een droogteperiode en de grond droogde uit. Het aantal zwammen verminderde. En nu, de laatste week van oktober, mag het soortenaantal er zijn en ook de hoeveelheid per soort is groot. Langzaam zullen er nu soorten verdwijnen en moeten we weer wachten tot het volgend jaar. Maar weer andere moeten nog komen. Het is nu nog tijd om er op uit te gaan. Paddenstoelen – eigenlijk zouden we ze zwammen moeten noemen – zijn vormenrijk en kleurrijk. Sommigen geuren van ver zoals de Viltige maggizwam, de Stinkzwam of de Anijstrechterzwam. Verschillende kun je eten, maar wees hiermee heel erg voorzichtig. In Zuid- en Oost-Europese landen worden veel paddenstoelen al generaties lang verzameld voor consumptie Maar jaarlijks sterven daar ook velen door het eten van giftige soorten. Zij hebben vele malen meer ervaring dan wij, maar toch maken ze nog de fatale vergissing. Let op dus, wees zuinig met uw goede gezondheid.

Hans Baron (november 2006)