Slobeend (Wetterslob)

Waterslobberaar
Een slobeend slobbert op zijn gemak in ondiepe wateren zijn voedsel op. Hij heeft een grote, lepelvormige snavel waarmee hij het wateroppervlak afzoekt. Die snavel  zegt iets over de specialistische manier waar en hoe de slobeend eet. Hij eet niet op het land zoals andere eenden wel doen, maar alleen in het water. Neemt een schep water, sluit zijn snavel en perst langs de zijkanten het water er weer uit, waarbij het tegelijk wordt gezeefd. Er zitten nl. aan de binnenkant fijne ribbeltjes, lamellen, waar het voedsel in blijft hangen. Slobeenden hebben een gevarieerd menu. Allerlei kreeftachtigen, weekdieren, insekten, larven en zaden van waterplanten eet hij smakelijk op.

Trucjes
Hij verkrijgt ook voedsel door te grondelen. Dan komt het voedsel uit dieper water naar boven. Heel slim doet de slobeend dit in groepsvorm. Ze zwemmen in lijn- of cirkelformatie en profiteren van hetgeen de buurvogel naar boven wervelt. Is hij alleen dan maakt hij een soort draaikolk, wat er ook voor zorgt dat voedsel omhoog komt. Je moet er wat voor over hebben. Desnoods duikt hij met zijn kop het water zover in dat je alleen het staartpuntje nog ziet. Het neemt allemaal veel tijd in beslag.

In de liefde houdt de slobeend van kalm aan doen. Zo begint hij in december al te zoeken naar een vrouwtje. De mannetjes zijn hier enthousiast mee bezig en verzamelen zich  opdringerig rond één vrouwtje. Ze sloven zich uit door met de snavel omhoog te zwemmen. Af en toe vliegen ze lawaaierig over het water, dat zal vast indruk maken. Vrouwtje maakt haar keuze bekend door naar een mannetje toe te zwemmen. Dan zoeken ze samen een broedplek uit. Deze moet goed verscholen zijn tussen dichte vegetatie zoals riet, graspollen of biezen op het grasland, niet ver van de waterkant. Andere slobeenden in de buurt vinden ze wel gezellig.  Zo’n 95% gebruikt indien mogelijk hetzelfde nest als vorig jaar.

Oppassende ouders
Er wordt niet ingewikkeld gedaan over een nest. Het vrouwtje drukt met haar borst een ondiepe kuil in de grond en bedekt dat met gras, blad en veertjes. Inmiddels is het april geworden en dan begint het vrouwtje met eieren leggen. In een paar weken tijd legt ze  9-14 eieren. Pas als het laatste ei is gelegd begint ze met broeden. Manlief houdt de hele tijd de wacht. Wanneer de jongen na 25 dagen uitkomen gaan ze meteen op pad. Wel in de buurt blijven is het devies van de ouders, die hun vlerken vol hebben aan de kleine slobeendjes. Na een week of 7 kunnen de eendjes vliegen. Jaarlijks is er één nest, de geschikte broedtijd duurt tot in juli. Mocht een nest verloren gaan, dan begint het paar weer met een nieuwe. Om te voorkomen dat hun nest prooi wordt  van predatoren, nestelen slobeenden graag in de buurt van broedende kieviten en grutto’s. Betere bewakers zijn er niet!

Natuurlijke predatoren kent de slobeend nauwelijks. Eierenrovers en inperking van hun leefgebied zijn de grootste vijanden. Mocht er toch een predator verschijnen, dan heeft het vrouwtje een probaat middel: ze laat sterk stinkende poep achter op het nest. Slobeenden zijn trouwens ook geen smakelijk hapje, hun vlees is niet lekker. Daardoor worden ze niet bejaagd.

Een slobeend kan moeiteloos wegvliegen, hij heeft krachtige vleugelslagen die bij het opvliegen een typisch ratelend geluid maken (territoriumbewaking?) én hij kan heel snel vliegen. Er zijn snelheden van 85 km per uur gemeten.

Bedreigde broedvogel
Het hele jaar zijn er slobeenden te zien in ons land. Naast de blijvers, komen er ook veel doortrekkers en wintergasten langs. Gewoonlijk leven ze in paartjes of kleine groepen, tijdens de trek kun je grote groepen zien die in ons land uitrusten en foerageren. In midden Europa, dus ook in Nederland,  blijven slobeenden dankzij een gematigd klimaat. Er is een gestage daling van het aantal slobeenden in ons land zichtbaar, sinds 1960 als broedvogel 25 tot 50 %.  Ze staan als bedreigde broedvogel  dan ook op de rode lijst in Nederland. Verlaging van waterpeil en het intensiever gebruiken van weidegronden verstoren de broedplekken en de rust. De slobeend is zeer gevoelig voor verstoring. Hij heeft ruim de tijd en rust nodig voor foerageren, voor paarvorming, nestelen en het grootbrengen van de jongen. Moeder neemt haar jongen zo snel mogelijk mee het veilige water op waar ze minder last hebben van het werk op het land.  Belangrijk is wel dat er ruim voldoende oeverbegroeiing aanwezig is

De meeste kans om slobeenden te zien is in het voor- en najaar. Want dan komen honderden slobeenden die op trek zijn hier uitrusten. Ze zijn graag in ondiepe wateren die niet groot hoeven te zijn.  De hier blijvende broedeenden vind je in ondiepe zoetwaterplassen, duinmeren, drassige weiden, voedselrijke sloten en in brakke kustgebieden.

Overzicht: Vogels