Een nestkast voor een Torenvalk, maar…
Ik had een nestkast gemaakt voor een torenvalk, en dat is geen kleintje. Met veel moeite had ik een ladder tussen de lastige, hoge, prikkende en hakende braamstruiken doorgekregen tegen een boom aan, vanwaar de vogels een mooi uitzicht zouden hebben over het ruime veld. Het bloed liep over mijn handen, en later zag ik ook over mijn benen, want de harde scherpe stekels waren door mijn

Kunstwerk
Daar zat ik dan ten slotte met mijn grote nestkast boven op de ladder in de boom, maar wat ik ontdekte op een groot deel van de stam waar de bast af was, waren prachtige patronen, al waren ze door een meesterkunstenaar aangebracht. Dit evenwichtige kunstwerk was aangebracht door larven van de iepenspintkever. Dat hoef je niet te weten, dat hoef je niet in een boek na te kijken, dat kun je zo raden. Een iep die zijn laatste adem heeft uitgeblazen, waar de schors plaatselijk deels af is, dat hoeft maar één verklaring. Dus weer met die grote kast naar beneden, weer door die struiken en bramen knoeien, en naar huis om een camera. Ja, zo’n kunstwerk uit de natuur moet op de foto. Iepenspintkever, zeg maar kevertje, want het mannetje is maar amper een halve centimeter groot, en het vrouwtje iets groter. Ze sluiten een huwelijk voor hun korte leven, tenminste als ze eenmaal kevertje zijn. Hun jeugd is langer, maar dat is normaal in de insektenwereld. Het vrouwtje zoekt bij voorkeur een zwakke iep, dat werkt gemakkelijker. Hierin graaft ze een gang onder de schors in verticale richting.

Vakwerk Spintkevers

Daarin legt ze haar eitjes en laat de rest aan de natuur over. De larfjes komen uit, en beginnen in zijwaartse richting, beide kanten uit een gang te eten. De larfjes zijn klein, het eerste stukje van de gang is smal. Naarmate ze eten en groeien, wordt de gang ook steeds breder. Als dat zo door zou gaan zouden ze in elkaars gang terecht komen, de tussenruimte wordt te beperkt. Maar die blinde beestjes, ja het is toch duister om hen heen, waarom moeten ze kunnen zien, weten zeker dat dit niet kan. De larven in het midden van de moedergang gaan rechtuit, haaks op de moedergang. Die naar voor en achter aan beide zijden waaieren naar gelang de gang langer wordt steeds verder naar voren en naar achteren uit. Het geheel begint net op een rups te lijken met hele lange uitstaande poten. Aan het einde van de gang waar die het breedst is gaan de larfjes zich ontpoppen, en knaagt het kevertje zich nadien een weg door de schors naar buiten.

Iepenspinkever
Het is net zoals bij veel vlinders, twee maal in het jaar is er een generatie. De eerste in mei, de tweede in het laatst van augustus of begin september. Een heel enkele keer kan het vrouwtje zich vergissen en neemt ze een andere boom dan een iep. Het is niet de keversoort welke de schade toebrengt aan de boom, maar het zijn de sporen van een schimmel welke ze over kunnen brengen, die de gevreesde iepziekte veroorzaakt. De schimmel woekert in de buitenste laag van het hout onder de bast, de zachte laag, het spinthout. De vaten voor de sapstroom verstoppen door de schimmel wat de dood voor de boom betekent. En dat kan heel snel gaan, dit jaar dragen ze nog blad, het volgende jaar zijn ze dood. En dat geldt ook voor grote robuuste bomen. Maar dat is vaak in het laatste jaar als ze nog blad dragen wel te zien. De bladeren worden eerder geel, en vallen eerder af dan normaal. In de ruwe schors van iepen die aangetast zijn kun je de gaatjes vinden waar de kevertjes zijn uit geslopen. Vaak zit de schors los of is al afgevallen, dan kun je ze aan de gladdere binnen-kant veel beter zien. Mijn visie, de iepziekte wordt veroorzaakt door ons zelf. Wij planten de bomen veel te dicht bij elkaar, denk maar aan wegen, parken en plantsoenen. 

Bloesem van de Iep

De afstand is te kort, de kevertjes kunnen veel te gemakkelijk van boom tot boom vliegen. En als een boom eenmaal aangetast is, ik zou bij benadering niet weten hoeveel larven er dan in huizen wat later weer kevertjes worden. Per ongeluk of misschien toeval heb ik daar iets van ondervonden. Ik kwam bij een van onze zoons waar net enkele grote iepen waren geveld. De stammen waren aan stukken gezaagd en lagen bij de weg. Wat moet daar mee gebeuren was mijn vraag. Het zou worden opgehaald om te vernietigen. Ik nam een paar blokken mee. We hadden een varenplant. Ik nam een stuk stam van zo’n halve meter lang, wat aan beide kanten mooi recht afgezaagd was, zette het met de bast er nog om in het portaal vlak bij de verwarming, en daar de pot met de varen op. In de winter met de verwarming aan droogde het hout natuurlijk uit. Op een gegeven moment lagen er tientallen kleine dode kevers rondom. Iepenspintkevers. De droogte hebben ze niet kunnen overleven, ze zijn uit geslopen en gestorven. Ik had er niet bij stil gestaan dat dit zou gebeuren. Door niet na te denken zijn die beestjes door mijn schuld dood gegaan, maar dat was anders ook gebeurd. Vernietigen, een vreselijk woord. Ik had er echt spijt van dat dit mij overkomen is. Maar ik heb ook gezien hoeveel van die kevertjes uit een halve meter stam komen, dat had ik ook nooit gedacht. Maar als je de moedergang met al die dwarsgangen ziet, de moedergang is hooguit zeven centimeter lang, dan kun je ook nagaan dat er ontzettend veel van die larfjes in zo’n stam kunnen zitten. Helaas, de nestkast welke ik met zoveel moeite heb opgehangen, het heeft zweet en bloed gekost, is nog steeds niet bewoond.

Hans Baron (juli 2006)