Wielewaal (gielgou)

Liedje
Een vogel is een geliefd onderwerp voor liedjes. Denk maar aan “Vogeltje wat zing je vroeg…”, of  “Roodborstje tikt tegen ’t raam tik tik tik”  en natuurlijk “Kom mee naar buiten allemaal” over de wielewaal.  Een teken dat vogels onlosmakelijk met ons leven zijn verbonden. De één zie je regelmatig, de ander is schuw en leeft verborgen. De wielewaal is zo’n  geheimzinnige vogel die je bijna nooit ziet. En toch is hij bekend geworden…door dat liedje. Zijn zang is het opvallende. Het wordt weergegeven als : “dudeljoho “. Met een beetje fantasie kun je dat erin herkennen. Anderen horen : wieowouw” wat zou hebben geleid tot de naam wielewaal. Het klinkt in ieder geval prachtig. En wie het geluk heeft deze zanger ook nog te zien vergeet nooit meer dat knalgele verenkleed. De combinatie met zwarte vleugels en staart en een rode snavel maakt hem zeker portretwaardig. Het vrouwtje  en de jonge wielewalen hebben geen felle gele kleur maar meer geelgroen.

Pinkstervogel
Wielewalen hebben een voorkeur voor loofbossen in een vochtige omgeving, zoals rivier- en beekdalen. Ze leven voornamelijk in de hoge boomtoppen van bv. populieren, schietwilgen, essen en in hoog- en laagveen vind je ze ook in berkenbossen en elzen.  De onderlinge verschillen tussen diverse, gelijkwaardige biotopen is echter groot. Zo zijn ze in Drenthe, de achterhoek, oost Brabant en Noord Limburg breed aanwezig, maar ontbreken ze in vergelijkbare gebieden in Friesland of het westen van Nederland. In onze omgeving zijn ze wel gehoord in de buurt van Lippenhuizen en dan met name rond de kruising Bûtewei-Ald Hearrewei.

De wielewaal in Europa is een trekvogel. Ze komen vrij laat, in mei, in hun broedgebied aan. Dat doen ze  bewust, want dan zijn de loofbomen vol in het blad en is hun  woonomgeving tenminste klaar.

Door hun late aankomst bij ons worden ze ook wel Pinkstervogel genoemd. In Juli-augustus vertrekken de wielewalen al weer naar het zuiden. In de winter zijn ze ten zuiden van de evenaar in Afrika te vinden. In de relatief korte tijd dat ze hier zijn  besteden ze al hun tijd aan de voortplanting. Een beetje rondlummelen is er niet bij. De mannetjes komen een dag of vier tot acht eerder aan dan de vrouwtjes. Zodra ze aankomen gaan de mannen wielewaal in heftige onderlinge vechtpartijen uitmaken wie welke broedplek en partner krijgt. Dan letten ze ook niet op de omgeving en is de kans het grootst dat je ze kunt zien. Wanneer er een paartje is gevormd, gaan ze op zoek naar een nestplek.

Hangplek
Wielewalen vinden het geen probleem in groepjes van vier of vijf paren op kleine afstand van elkaar te broeden. Ze maken het extra aangenaam door in duetten of om en om te zingen.  De nestplek wordt zorgvuldig gekozen en door het vrouwtje verzorgt. Ze maakt een wonderlijk hangend nest hoog in de boom. In de vork van een boomtak vlecht ze een buidelvormig nestkommetje van bast en grashalmen, verstevigd met speeksel en bekleed met zachte veren, wol en pluis. Vrouw wielewaal legt meestal 4 eitjes die de twee weken daarna door beide ouders worden bebroed. Ook het verzorgen en voeren van de jongen wordt door beide ouders gedaan. In die periode doet zich een opmerkelijk verschijnsel voor. Het ouderpaar wordt in hun werkzaamheden nl. geholpen door de jongen van het jaar daarvoor. Deze ‘helpers’ zijn meestal vrouwtjes die zelf nog niet broedrijp zijn. Waarschijnlijk beginnen wielewalen pas in hun derde levensjaar met broeden. Tot zolang staan ze hun ouders bij tijdens het broeden, het verzorgen van de jongen en  helpen ze met voeren. Het blijkt dat paartjes met ‘helpers’ grotere broedsuccessen hebben dan paren zonder helpers. Vooral in open gebieden waar het voedsel op grotere afstand moet worden gezocht, blijkt dit gedrag efficiënt te zijn. Alles is erop gericht het broedsucces in de korte beschikbare tijd maximaal te laten zijn. Na twee weken verlaten de jongen het nest en zorgen ze voor zichzelf. Ze moeten dan ook snel sterk worden, want het is zomaar augustus, tijd om te vertrekken naar het zuiden.

Wielewalen eten insecten, nachtvlinders, rupsen, larven maar ook fruit zoals bessen. Wanneer ze voldoende zijn aangesterkt na het broedseizoen in het noorden, begint de grote trek naar het zuiden.

Bedreigingen
Onderweg zijn er vele gevaren. Er wordt in zuidelijker landen nog steeds op de wielewaal gejaagd. In het overwinteringsgebied is sprake van ontbossing. De wielwaal komt net als zoveel trekvogels, klem te zitten tussen de bedreigende leefomgevingen. In Nederland is er ook sprake van inperking van hun leefgebied. Hoogstamboomgaarden, populierenbossen verdwijnen uit het landschap, bossen verdrogen en agrarisch cultuurlandschap met te weinig voedselaanbod rukt op. Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen geweest. De aanleg van populierenbossen in Flevoland en bij het Lauwersmeer deed het aantal wielewalen meteen weer toenemen.  Eind 1980 schatte men het aantal broedparen op 8500. Daarna zette de daling drastischer in. Rond 2007 was het aantal gedaald naar 4500 en tussen 2013-2015 werden er 1700-2900 paartjes geteld. In Nederland is het nu een schaarse broedvogel geworden. Hij staat op de rode lijst als “bedreigd”. Omdat er wereldwijd nog voldoende plekken zijn waar de wielewaal broedt en leeft, staat hij op de internationale rode lijst van het IUCN als niet bedreigd. Dudeljoho!

Overzicht: Vogels