De Hazelworm I

Hans van de Bogert

Eerst maar even een paar uiterlijke verschillen tussen de Hazelworm en de slangen doornemen. De Hazelworm, een hagedis, is rolrond, glad en pootloos. Het uiterlijk doet daardoor eerder slangachtig aan. Maar een paar uiterlijke kenmerken onderscheidt deze hagedis van de slangen.
1 De Hazelworm heeft beweeglijke oogleden, slangen niet;
2 Bij de Hazelworm ontbreekt de uitsparing in de bovenlip waar het tongetje door naar buiten kan schieten zoals bij slangen. Om te tongelen moet de Hazelworm dus zijn bek open doen;
3 De staart is zoals bij al onze hagedissen afbreekbaar. Bij de Nederlandse slangen is zelfamputatie onmogelijk ;
4 De staart van de Hazelworm is naar verhouding lang. Ze neemt meer dan de helft van de totale lengte in beslag. Bij slangen is de staartlengte altijd minder dan de helft van de totale lengte;
5 De staart van een Hazelworm kronkelt stijf. Die van een slang zeer soepel.
 

 

Uiterlijk

De Hazelworm bereikt in onze streken een lengte van 40-45 cm. De kleur aan de bovenzijde is bruin, bruingrijs, brons of koperkleurig. Over het hele dier ligt een opvallende glans. Soms vind je een Hazelworm met blauwe vlekken. Dit is vaak een mannetje. Mannetjes zijn vaak egaal gekleurd, terwijl vrouwtjes dikwijls een donkere buik en flanken bezitten.
De juvenielen zijn goud- of zilverkleurig, gewoonlijk met een donkere vertebrale streep en donkere buik en flanken.
 

 

Voedsel

Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit regenwormen en naaktslakken.

 

Leefwijze


De Hazelworm heeft een verborgen leefwijze en is zodoende moeilijk te inventariseren. Het is een tot nu toe weinig onderzocht reptiel, zeker in vergelijking met andere soorten. De Hazelworm leeft op dicht bij elkaar liggende droge en vochtige terreinen, maar ook op plekken met een dichte vegetatie zoals open loofbossen, boswallen, bosranden, en verder in wegbermen en spoordijken. Daarnaast komt het dier voor op droge en vochtige heidevelden (streeknamen voor de Hazelworm zijn o.a. heide-aal en blynslange).
Felle zon wordt in het algemeen vermeden. Dat we zo weinig van Hazelwormen weten, komt omdat ze zich het grootste deel van het seizoen onder de grond of onder dichte vegetatie ophouden.

Toch zijn er tijden en plaatsen, die de kans vergroten een Hazelworm tegen te komen.
 

 

Wanneer?

1 van april tot mei; mannetjes op zoek naar een geschikte partner;
2 eind juni, juli, augustus; zwangere vrouwtjes die liggen  te zonnen;
3 vanaf augustus; pasgeboren jongen;
4 bij warm, vochtig weer en een bewolkte hemel;
5 na een onweersbui schijnen ze bovengronds te komen;
6 op de eerste zonnige dag na een paar regendagen.
 

 

Waar?

1 op plaatsen waar twee vegetatietypen bij elkaar komen, zoals overgang bos-hei, klein bosje of solitaire boom op heideveld, rond vennetjes en open plekken in bos;
2 op plaatsen waar structuurvariatie is, zoals walletjes, greppels, kuilen en heuvels;
3 op plaatsen waar bossen langs weilanden liggen:
3a) Eigen waarneming: in blok 16-27-11 op juli 1988, 's morgens vroeg: "aan de kant van een berkenbroekbosje, op een weilandje, lagen een tiental Hazelwormen onder het een dag van tevoren gemaaid gras";
3b) Melding van blok 11-35-34, 194A, door V.d. Berg te Hemrik: 'in het bos naast ons weiland zaten veel Hazelwormen. Tijdens het hooien kwamen ze onder het hooi vandaan". Een verklaring voor de aanwezigheid van Hazelwormen in de weilanden zou kunnen zijn dat ze daar 's nachts jagen op uit de grond gekropen regenwormen. Beide weilanden werden met organische mest verrijkt en in die periode (voor de drijfmest) kwamen regenwormen nog massaal in weilanden voor;
4) Aan de kanten van allerlei watertjes zoeken. Eigen waarneming in 16-17-33, 7-5-1987, 15 oC. Een exemplaar van plm. 30 cm in een waterlossing aangetroffen. Het dier lag op een waterplant. De kop boven water, de rest van het lijf onder water (misschien het verdrijven/doden van parasieten?);
5) onder of in de molm van boomstronken, onder stenen, onder of tussen heideplaggen;
6) in hopen beukenblad (door T. Stumpel, 1985, werden groepen van 10 Hazelwormen gevonden);
7) op de plaatsen waar Hazelwormen voorkomen, ze schuil- of rustplaatsen aanbieden, zoals planken, stukken golfplaat, steenhopen (V.d. Bund, 1964), stukken tapijt (het lelijke materiaal afdekken met blad o.i.d.)

Eigen waarneming in blok 16-17-23 op 16-08-1988 om 16:30 uur. Twee hoog-
drachtige vrouwtjes 35 cm, onder een groot stuk kamerbreed tapijt;
8) verder in mest- en composthopen. Eigen waarneming in blok 16-27-11 op 1l en 12-07-1988: "11-07-1988 bij een boer geroepen die bezig was een kleine mesthoop te verplaatsen. Bij de eerste steken met de greep had hij reeds 6 Hazelwormen gevangen en in een emmer gedaan. 12-07-1988: aanwezig bij het verder verplaatsen van de hoop. We vonden nog 12 Hazelwormen, 7 mannetjes en 5 vrouwtjes. De lengten waren: 25, 33, 25, 20, 28, 24, 22, 35, 31, 25 en 29 cm en een exemplaar met een afgebroken staart. 's Middags belde de boer dat hij nog 3 Hazelwormen had gevonden die we 's ochtends over het hoofd hadden gezien. In totaal dus 21 Hazelwormen.
Nadien heb ik alle beschikbare literatuur over Hazelwormen en over het gebruik van mesthopen doorgelezen maar niets hieromtrent gevonden. Daarna is een oproep in "De levende Natuur" geplaatst. Dit met betrekking tot of er iets bekend was over het gebruik door Hazelwormen van mest/composthopen. Hierop heb ik geen reactie gekregen.
 

 

Eigen onderzoekje

Uit dat onderzoekje mag toch wel geconcludeerd worden dat Hazelwormen regelmatig van mest- en composthopen gebruik maken. Dikwijls werden de Hazelwormen in het onderste deel van de hoop aangetroffen. In die lagen is het composteringsproces nagenoeg beëindigd en zijn regenwormen met de laatste fase van de omzetting bezig. Hazelwormen die in de mest- en composthopen worden aangetroffen, zijn daar waarschijnlijk op jacht naar hun prooidier: de regenworm.

 

Geraadpleegde literatuur:
De geheimzinnige Hazelworm (A.H.P. Stumpel) 1990
Het beheer van reptielbiotopen (A.H.P. Stumpel) 1987
Naar meetnetten voor reptielen en amfibieën (A.H.P. Stumpel en H. Siepel) 1993.
 

 

De Hazelworm II

De beschrijving van een intressant klein heideveld met drie soorten reptielen, waaronder de Hazelworm

 

Het terrein

Het terrein is langwerpig en plm. 3 hectare groot. Aan de lange westzijde ligt het - gescheiden door een smalle wijk - tegen een bosje aan met jonge eikenaanplant, eigendom van SBB. Aan de lange oostzijde ligt een smalle strook bos, die het heideveld scheidt van het daarnaast liggende weiland. Het heideveld wordt aan de korte zuidzijde afgeschermd door een smalle stook verboste heide. Het terrein ligt dus beschut en hier en daar is enig reliëf aanwezig.

 

Achterstallig onderhoud


Toen de huidige eigenaar, Rinze de Vries, dit terrein aankocht, was hier tientallen jaren geen onderhoud gepleegd. Hierdoor en door de natuurlijke successie was het heideterrein totaal verbost. Door de opslag van de vele boompjes kon zonlicht nauwelijks tot op de bodem doordringen. De onderbegroeiing was verruigd. Maar het achterstallig onderhoud werd goed aangepakt. Door begrazing met een paar schapen werd de verruiging tot een aanvaardbaar minimum teruggebracht. Ook de vele boompjes zijn op enkele na verwijderd. De smalle strook bos kreeg onderhoud. Ieder jaar wordt een stukje heide met de hand geplagd. Hierbij wordt erop gelet dat een heel dun laagje humus op het onderliggende arme zand achter blijft als voeding voor het ontkiemende heidezaad dat overal voldoende in de bodem aanwezig is.
Waar de heide geplagd is, komt ze massaal terug. In 1993 en 1995 werden in totaal twee poelen gegraven. Het zand dat bij het uitgraven van de poelen vrij kwam, is gebruikt om op het terrein enig reliëf aan te brengen. De rest is aan de noordelijke kant van het terrein aangewend om een walletje aan te leggen.
Door de hierdoor genoemde werkzaamheden ontstonden op diverse plaatsen overgangsstructuren in de vegetatie en kwamen er behalve in de wijk en een sloot ook voortplantingsmogelijkheden voor amfibieën in de poelen. Door een gedeelte van de omgezaagde bomen in het terrein op te stapelen, werden zonneplekjes voor de aanwezige reptielen gecreëerd. Tevens dienen zulke objecten voor reptielen dikwijls om schaduw of luwte te zoeken. Vanwege de ruwe schors vervellen ze hier graag op. Ze kunnen dan de huid gemakkelijk afschuren. Bij onraad kunnen ze snel tussen de boomstammetjes wegvluchten.
De heideplaggen werden gebruikt om een door het terrein lopende sloot te dichten. Ook dit biedt dieren ideale schuil- en vluchtgelegenheden; misschien zelfs een overwinteringsplek omdat de reptielen hier de keuze hebben tussen een droge-, een vochtige- of een natte verblijfplaats.
 

 

Slangen verdwenen

Eens waren op dit heideveldje de Adder, de Ringslang, de Levendbarende hagedis en de Hazelworm te vinden. Van de amfibieën waren de Bruine kikker, de Gewone pad, de Kleine watersalamander en het Groene kikkercomplex aanwezig. Inmiddels zijn Adder en Ringslang verdwenen. Misschien keren ze over jaren nog eens terug als het terrein weer aan hun biotoopeisen voldoet. Ze worden op de omliggende heideveldjes direct in de omgeving nog wel waargenomen. De Ringslangen die ieder jaar verscheidene keren worden waargenomen, zijn niet afhankelijk van dit terrein. Hun leefgebied is veel groter en waarschijnlijk gebruiken ze het gebied als jachtgebied of als trekweg naar een van de jachtgebiedjes. Wel is voor de Ringslang een broeihoop aangelegd. De Hazelworm en de Levendbarende hagedis zijn de twee overgebleven reptielsoorten die wel afhankelijk zijn van het heideveldje en het is opmerkelijk dat ze zich al de jaren dat hun biotoop slechter werd, toch konden handhaven. Nu was dit van de Levendbarende hagedis wel bekend; het is het meest algemene reptiel in Nederland en wordt op de Rode Lijst Reptielen met de status "thans niet bedreigd" aangegeven. Voor de Hazelworm geldt dit niet. Zij hebben de status "landelijk kwetsbaar". De Hazelworm staat bekend als een geheimzinnig dier. Daarom was het een gelukkig toeval dat ze zich in dit terrein ophielden. Het gaf Rinze de mogelijkheid misschien wat meer over ze te weten te komen. Vanaf het moment dat de eerste Hazelworm op het terrein werd waargenomen, zijn ze door Rinze genoteerd en aan mij doorgegeven.

 

Toeval

De allereerste melding van een Hazelworm op dit terrein herinner ik me nog goed. Rinze had een geit op het heideveld staan en die moest gemolken worden. Hij had daarvoor een platte schaal meegenomen. Toen hij zou gaan melken, werd hij weggeroepen. Hij liet de schaal op de hei achter en liep terug naar huis. Later teruggekeerd op de heide, lag er een Hazelworm in de schaal! Dat was in mei 1985 om 17:00 uur. Het was een Hazelworm met een lengte van 35 cm. Het duurde jaren voordat er weer een waarneming van een Hazelworm op dit terrein werd gedaan.

 

Veel zonnen

De opvallend vele waarnemingen in 1998 zijn te verklaren door het hoge aantal drachtige vrouwtjes die vanwege een optimale ontwikkeling van de eieren in het lichaam veel moesten zonnen en dus bovengronds verbleven. De overvloedige regenval in het seizoen 1998 verdreef de Hazelwormen ook uit hun ondergrondse schuil- en verblijfplaatsen. Zodoende konden de dieren gemakkelijker worden opgemerkt. Verder moet er nog met enkele dubbeltellingen rekening worden gehouden.
Om te zien of we op dit heideveld met een paar eenvoudige en niet verstorende middelen het leefgebied van de Hazelworm kunnen verbeteren, wordt er o.a. een gemengde hoop compost/mest neergelegd (als kweekplaats voor Regenwormen). Daarnaast worden er heideplaggen opgestapeld om schuil- en rustplaatsen en zonneplekjes te creëren. Wij hopen dat de Hazelworm hier gebruik van gaat maken. Mocht dit het geval zijn, dan hoort u daar zeker nog van.

 

 

« terug naar overzicht artikelen WARF-bulletin