Kleine watersalamanders en zure vennen

Jelle Hofstra

Sinds 1990 wordt de Lippenhuisterheide door mij op reptielen en amfibieën gemonitoord. In dit fraaie natuurgebied worden wat reptielen betreft Adder Vipera berus, Ringslang Natrix n. helvetica en Levendbarende hagedis Lacerta vivipara gevonden. Vertegenwoordigers van de amfibieën zijn Gewone pad Bufo bufo, Bruine kikker Rana temporaria en de alom schaarser wordende Heikikker Rana arvalis. Ik ben mijn hele leven bekend geweest met de Lippenhuisterheide en meer dan veertig zijn de vennetjes bij de voormalige zandafgraving regelmatig door mij bezocht. Bij bovengenoemde amfibieën ontbrak eigenlijk nog één soort, namelijk de Kleine watersalamander Triturus vulgaris. Ondanks naarstig speurwerk liet dit diertje zich niet zien.

 

Kleiner

Groot was mijn verbazing dan ook toen ik vorig jaar met ringslangspecialist Ruurd Wolterman uit Amsterdam, een kijkje nam bij de voormalige zandafgraving. Tot mijn vreugde werden in tal van vennetjes de Kleine watersalamander ontdekt. Mannetjes waren in bruiloftskleed en vrouwtjes zetten eieren af. Het ging werkelijk om tientallen dieren. Waarom de salamanders nooit eerder zijn gesignaleerd is een raadsel. Wat echter meteen aan de dieren opviel was hun lengte. Worden de dieren normaal ongeveer 10 cm lang, zowel mannetjes als vrouwtjes waren hier beduidend korter.

 

Zuurheid vennen

Op de Herpetologendag in Nijmegen raakte ik over dit onderwerp in gesprek met de heer Henk Strijbosch, verbonden aan de katholieke Universiteit van Nijmegen. Wat ik reeds vermoedde, werd door hem bevestigd. Ook hij schreef het verschijnsel toe aan de zuurheid van de vennen. Hoe zuurder de ven, hoe minder kalkrijke prooidieren zich hierin zullen bevinden. Maakt men van dergelijke salamanders een röntgenfoto, dan zal blijken dat het geraamte ook niet optimaal ontwikkeld is, terwijl de levensverwachting beduidend lager ligt.

 

Arme zandgronden

Ook bij vogels kan iets dergelijks voorkomen, al heeft het kalkgebrek dan betrekking op de eieren. Mezen, maar ook andere soorten vogels leggen slappe eieren in bossen op de arme zandgronden. De eieren ontbreekt het aan een voldoende dikke en sterke schaal. Het gevolg is dat de eieren niet uitkomen omdat de schaal voortijdig breekt of de inhoud opdroogt. Voor een goede kalkschaal hebben vogels extra kalk nodig. De theoretische mogelijkheid dat vogels kalk opslaan in hun botten en dat gebruiken voor de eierschaal, blijkt niet op te gaan. In plaats daarvan gaan de vogels op zoek naar kalkrijk materiaal. Zo gaat de voorkeur van mezen vooral uit naar huisjesslakken. Uit onderzoek blijkt nu dat op kalkrijke gronden de slakkenpopulatie gelijk is gebleven, maar op erg zure gronden zijn de slakken zo goed als verdwenen.

 

Carnivoor en herbivoor

Blijft natuurlijk de vraag of de Heikikker, die namelijk in hetzelfde zure water verblijft als de salamander, dezelfde verschijnselen kan vertonen. Vermoedelijk niet. En dit heeft dan naar mijn mening waarschijnlijk te maken met de voedselkeus in het larvale stadium. Salamanderlarven zijn namelijk carnivoor en leven in het beginstadium vooral van Watervlooien Daphnia, en Eénoogkreeftjes Cyclops, om later over te gaan op iets grotere ongewervelde prooidieren. Larven van Heikikkers – de kikkervisjes dus – zijn overwegend herbivoor en schrapen met hun larvale tandjes algen van blad en steen. Vermoedelijk dekt dit plantaardige voedsel beter de kalkbehoefte van het dier dan de ongewervelde dierlijke prooidieren van de salamanderlarven. Het heeft er alle schijn van dat goed uitgebalanceerd voedsel in het larvale stadium van groot belang is bij de verdere ontwikkeling van een dier. Bovenstaande stelling is overigens geheel hypothetisch. Wie het denkt te weten, mag het zeggen.

 

« terug naar overzicht artikelen WARF-bulletin