Appelvink
Naamgeving
Hoe appelvinken aan hun naam komt is een raadsel, want ze eten nauwelijks appels. Het favoriete voedsel bestaat uit zaden (van kersen, haagbeuk, esdoorn, iep, eik en spaanse aak) Appelvinken eten de zaden het liefst als deze nog aan de boom hangen. De moeilijke naam van de appelvink is Coccothraustes coccothraustes, afgeleid van Kokkos (pit, zaadje) en thrauein (verpletteren verbrijzelen). Dialectnamen geven vaak beter weer wat de specialiteiten van een bepaalde vogel zijn. De appelvink wordt ook wel kersenkraker, kriekesteenbijter en pitteneter genoemd. (bron: Natuurpunt)
Snavel
Als je deze uit de kluiten gewassen vink ziet, kun je je voorstellen dat ie het nodige voedsel binnen moet krijgen. Energierijk (veel olie) zijn de zaden van de spaanse aak (helikoptertjes) . En deze zijn ook nog makkelijk te kraken. Dat kraken hoeft echter geen probleem te zijn. Kijk maar eens naar die sterke dikke snavel. Veel vogelsnavels zijn geëvolueerd met de voedselkeuze van de soort. Vinken zijn zaadeters en hebben een kegelvormige snavel. Kraaien en meeuwen hebben bv. een universele snavel, die wijst op een omnivoor dieet. De vinken hebben naast die kegelvormige snavel ook een krachtige schedel en grote kaakspieren. Aan weerszijden van het gehemelte bevindt zich een groef, waarmee ze samen met de tong het kaf van de zaden kunnen scheiden. De snavel is een gereedschap van hoog nivo. Achterin hebben ze, als ze volwassen zijn, ook nog vier ronde knobbels (twee op elke snavelhelft). Als ze de pit op de goede manier vastklemmen kan er een kracht van 50 kg worden uitgeoefend. Kraakhelder. Over efficiëntie gesproken. (bron: vogelbescherming, Natuurpunt)
Blijven of verder reizen
Je weet nooit goed of de appelvinken in de buurt nu stand- of trekvogels zijn. De Nederlandse appelvinken gaan liever naar het zuiden (Frankrijk, België) als de winter erg streng is. Toch zie je nog wel appelvinken. Dat zijn de noordelijke (Zuid- Zweden) en oostelijke soortgenoten, die het daar te koud vinden en bij ons overwinteren of iets verder doortrekken. Met de huidige klimaatveranderingen blijven de meeste appelvinken echter op hun plek en zwerven wat rond in de omgeving.
Het aantal broedparen (2018-2020) is in Nederland 16.000-20.000. Dat is een redelijk stabiel aantal en men vermoed dat er groei in zit. (bron: Sovon)
Verborgen leven
Appelvinken vind je in oude gemengde bossen, maar ook in parken en zelfs in stedelijk gebied als er voldoende voedsel is. Het valt niet mee een appelvink te zien. Ze verblijven graag hoog in de boomkruinen, stilletjes en onopvallend. De appelvink komt alleen naar beneden om te drinken en in de winter om te foerageren. Het zijn schuwe, waakzame vogels. Ze houden onderling contact door onbeduidende roepjes. Hij is niet te betrappen op een mooi liedje.
Toch knap dat de appelvink zo’n verborgen leven kan leiden. Want uiterlijk gezien is het nogal een bontgekleurde vogel. Hij ziet er wel grappig uit met die oranje kop, stierennek, roestbruine veren met witte accenten en dan ook nog slagpennen met diepblauwe gekrulde toppen. De iconische snavel verkleurt bij de man naar staalblauw in het voorjaar. En toch zie je de appelvink met moeite! Het vliegbeeld van de appelvink is snel en golvend. Korte afstanden vliegt hij meestal in een rechte lijn.
Waar het om gaat: de voortplanting
Een appelvink leeft meestal solitair. Maar eens per jaar zal hij toch echt op zoek moeten naar een vrouwtje. De soort moet immers in stand worden gehouden. De ene appelvinkman zoekt hetzelfde vrouwtje als vorig jaar, de ander zoekt een nieuwe partner. Het baltsritueel neemt wat tijd in beslag. Eerst toont hij zich groot en sterk door zich uit te rekken waarbij het vrouwtje hem nadoet en ze elkaars snavel aanraken. Manlief praalt met zijn mooie veren en maakt diepe buigingen.
Eenmaal samen blijven ze dat ook gedurende de broedperiode. Het mannetje kiest een nestplek, meestal hoog in een boom, in een gevorkte takholte of tegen de stam van bomen in klimop. Hij begint met bouwen, zij maakt het af. Er is meestal één legsel van 4-5 eieren. Het vrouwtje broedt deze in 11-13 dagen uit. En dan begint het harde werken voor de ouders: voedertijd. Man brengt eerst rupsen en zaden naar het nest, vrouwtje voert het grut. Na ongeveer twee weken vliegen de jongen uit. Ze worden nog een maandje geholpen door de ouders maar dan zijn ze zelfstandig. Het volgende broedseizoen mogen deze jonge appelvinken zelf aan de bak en zo gaat de cyclus door.
Overzicht: Vogels