Zandhagedis
Fries: sânhagedis, grutte gerskrûper

Zoals de naam al doet vermoeden, komt de Zandhagedis (tot voor kort ook Duinhagedis genoemd) in ons land op vrijwel alle, niet te vochtige zandgronden voor. Kerngebieden van de soort zijn de Veluwe, de duinen en de oostelijke Maasoever in Limburg. De soort wordt verder verspreid aangetroffen in de Achterhoek, Overijssel en Drenthe. Het dier bewoont de vlakke delen van de duinen, heideterreinen, open bosvlakten en bosranden, heideterreinen, spoordijken en wegbermen.

Voorkomen provincie Fryslân
Uit de provincie Fryslân is de Zandhagedis alleen bekend van de Waddeneilanden, uitgezonderd Texel. Meldingen uit de rest van onze provincie berusten naar alle waarschijnlijkheid op een foutieve determinatie en wordt het dier hier verward met de Levendbarende hagedis.

Uiterlijk
De Zandhagedis is zwaarder gebouwd dan de Levendbarende hagedis. Vooral de forse kop is driehoekiger. De dieren kunnen een lengte krijgen van 20 cm, waarvan de staart ongeveer 12 cm inneemt. Het mannetje krijgt in de paartijd prachtige groene flanken en voorpoten. De vrouwtjes zijn minder opvallend en kleuren iets grijsbruin. Meestal bezit het dier in de lengterichting over de rug en staart een donkerbruine band, omzoomd door een lichtere band met daarin grotere en kleinere lichte vlekjes. De kleuren kunnen echter vrij variabel zijn. Hoe gevarieerd de dieren van kleur ook mogen zijn, altijd is het vrouwtje van het mannetje te onderscheiden door haar kortere staart en dunnere staartwortel. Een enkele maal komen melanistische (zwartgekleurde) dieren voor.

Leefwijze
Eind maartbegin april komen de Zandhagedissen – afhankelijk van de weersgesteldheid – uit hun winterslaap. De dieren liggen dan te zonnen op beschutte plekken, uit de wind. Op het heetst van de dag wordt de zon gemeden en ook tijdens een regenbui kruipt het dier weg.

De paartijd valt in de maand mei. De paartijd duurt ongeveer een week of drie en de mannetjes vertonen dan de groene bruiloftskleur, die daarna echter weer verdwijnt. Aan de forsere kop is dan nog te zien dat het om een mannetje gaat. In tegenstelling tot de Levendbarende hagedis, legt de Zandhagedis eieren. Ongeveer vier weken na de paring worden de eitjes afgezet in een zelf gegraven holletje in het zand. Het aantal eieren is sterk gebonden aan de lengte en dus de leeftijd van het dier, maar gemiddeld worden er zes eieren gelegd. Onder normale omstandigheden komen de eieren na ongeveer 60 dagen uit. In koude zomers duurt het proces natuurlijk veel langer of komen de eieren zelfs niet uit. De pasgeboren diertjes zijn veel levendiger gekleurd dan de zwarte jongen van de Levendbarende hagedis. De beige-kleurige jongen, die vaak oogvlekken op de flanken vertonen, hebben een totale lengte van ongeveer zeven cm. Ze leven dan van spinnen, sprinkhanen en wantsen. Volwassen zijn de dieren veel vraatzuchtiger. Ontlastingonderzoek – waarbij alleen niet verteerbare delen van prooidieren herkenbaar waren – heeft uitgewezen dat volwassen dieren zich onder andere voeden met snuitkevers, spinnen, vliegen, wantsen, kniptorren en sprinkhanen. Natuurlijk staan ook slakken en wormen op hun menu.

Ernstig bedreigd
In elke provincie kwam het dier vroeger voor. Er is in die jaren daarna veel in het nadeel van de natuur veranderd, met name voor herpetofauna. De Zandhagedis is inmiddels uitgestorven in de provincie Groningen en komt in Noord-Brabant en Zeeland nog slechts zeer incidenteel voor. De achteruitgang heeft verder vooral plaats gevonden op de Utrechtse Heuvelrug.

Ten goede gekeerd
Ondertussen zijn de wetten aangescherpt en planten, dieren en biotopen beschermt. Alle inheemse amfibieën en reptielen zijn beschermde soorten krachtens de Natuurbeschermingswet. De Conventie van Bern voorziet in de bescherming en het behoud van wilde dieren en planten en de Habitatrichtlijn beschermt de leefgebieden van plant en dier. Dit, samen met het aanpakken van de lucht- en waterproblematiek, is de oorzaak dat het de laatste jaren weer iets beter gaat met de natuur. Met de Zandhagedis gaat het de laatste jaren wel bijzonder goed. Dat blijkt uit monitoringsgegevens van RAVON-Werkgroep Monitoring en Centraal Bureau voor de Statistiek. De Zandhagedis leeft in Nederland aan de noordelijke klimaatsgrens en profiteert nu van de geleidelijke opwarming van de aarde. Op sommige plekken zijn de dieren in aantal al verdubbeld, wat mede komt, doordat jonge dieren vaker beter de winter – die de laatste jaren bijzonder zacht zijn – door komen.

Jelle Hofstra

Overzicht: Reptielen