De invloed van het wegverkeer op de kerkuilenpopulatie in Friesland

Het verkeer heeft een grote invloed op de populatiegrootte van een groot aantal diersoorten. Een aantal is vooral bijzonder kwetsbaar, zoals padden (tijdens de trek), Egels, marters en uilen. De jaarlijkse sterfte – als gevolg van het verkeer – onder Boommarters (Martes martes), Egels (Erinaceus europaeus) en Dassen (Meles meles) bedraagt respectievelijk 30% , 9-26% (Huijser, 2000) en 12-17% (Dekker en Bekker 2010). Onder de vogels zijn uilen veelvoorkomende slachtoffers, in het bijzonder de Ransuil en de Kerkuil.

Kerkuil met veldmuis. (foto: Andre Eijkenaar)

Jachtmethoden en voedsel

De belangrijkste oorzaak voor het groot aantal verkeersslachtoffers is de hoge dichtheid aan muizen (vooral Veldmuizen) in de brede, extensief beheerde bermen van wegen en de methode van jagen van de Kerkuil. De breedte van de bermen is belangrijk: Veldmuizen komen niet voor in bermen die smaller zijn dan 4 meter.

De Kerkuil maakt veelvuldig gebruik van hectometerpaaltjes langs de kant van de weg, die hij gebruikt als uitkijkpost of rustplaats (De Jong 1995). Na het vangen van een prooi keert de uil terug op het paaltje om de prooi te verorberen of met de prooi weg te vliegen. Deze paaltjes staan zo dicht bij de weg, dat de uilen bij het opvliegen risico lopen te worden aangereden. Ook tijdens het jagen steekt de uil regelmatig de weg over op een hoogte van nog geen twee meter. De sterfte is het hoogst tijdens lange winternachten (De Jong 1994, Illner 1992).

Het aantal verkeersslachtoffers in Engeland nam toe van 6% in de periode 1910-1954 tot 15% in 1955-1969 en tot 35% in 1963-1970 en kwam in de periode 1991-1996 boven de 50%. In Nederland nam het aantal verkeersslachtoffers toe van bijna 5% voor 1963 tot 30% in de tachtiger jaren van de vorige eeuw (De Jong & Paulusma 1996); in de periode 1994-2007 steeg het aantal tot boven de 60% (Vogeltrekstation).

Onderzoek

Om de oorzaak van het aantal verkeersslachtoffers te achterhalen is een aantal onderzoeken uitgevoerd, die hieronder beknopt worden weergegeven:

a) Tussen 1994 en 2009 werden 996 terugmeldingen van kerkuilen verzameld, die als jong waren geringd in Friesland en teruggemeld als verkeersslachtoffer in Friesland (Vogeltrekstation).

b) In de periode 1986-2013 werden 573 ongeringde verkeersslachtoffers verzameld door vrijwilligers in het hele land

c) Om het aantal verkeersslachtoffers op knelpunten terug te dringen is getracht een Kerkuil onvriendelijk hectometerpaaltje te ontwikkelen.

Foto 1. Vindplaatsen van kerkuilen

Onderzoek

De meeste verkeersslachtoffers werden gevonden op en langs de vierbaans brede autosnelwegen (zie Fig. 2). De sterfte op de snelwegen is significant hoger dan op andere wegen in Friesland (p<0.001). Op grond van de vindgegevens van de dode uilen is een aantal knelpunten (= plaatsen met meer dan 10 dode kerkuilen) zichtbaar geworden (foto 1). Het zijn vooral de klaverbladen met de vele op- en afritten, zoals o.a. bij Beetsterzwaag, Gorredijk, Joure en Zurich.

Fig.2 Verkeerssterfte per maand van mannetjes en vrouwtjes

In een eerdere studie (De Jong 1996) werden in een periode van 6 jaar 34 dode Kerkuilen (geringde en ongeringde uilen) op het knelpunt Beetsterzwaag gemeld. Opvallend is dat het achterland en de overgang er naartoe een minder belangrijke rol spelen bij het aantal verkeersslachtoffers (geen significant verschil).

Meer dan 70% van de dood gevonden uilen (N=996) verongelukten in het eerste levensjaar en 15% in het tweede jaar. De sterfte door het verkeer is het hoogst in de herfst wanneer de jongen massaal zijn uitgevlogen en het laagst in het broedseizoen wanneer de meeste vrouwtjes op de nestplaats aanwezig zijn en de mannetjes in een kleiner gebied rond de nesten jagen.

Het gemiddelde gewicht van de ”vers dood” gevonden uilen bedroeg 292 gram. Slechts 16 uilen hadden een duidelijk ondergewicht (<235 gram). Het gewicht van verzwakte kerkuilen, die naar het vogelasiel De Fûgelhelling in Ureterp waren gebracht en daar dood gingen, bedroeg gemiddeld 218 gram (196-235 g, N=61, SD=10.1).

Van de 573 omgeringde verkeersslachtoffers was de sekseverdeling: 284 mannetjes en 289 vrouwtjes (fig. 2). Gedurende het broedseizoen werden meer mannetjes aangereden dan vrouwtjes, terwijl de sterfte bij de vrouwtjes hoger was in de laatste drie maanden van het jaar.

Conclusie

Een aangepast bord waar de kerkuil zonder problemen op gaat zitten.
Zonder probleem zet de uil de poten tussen en tegen de pinnen

Op de autosnelwegen vallen de meeste verkeersslachtoffers. De oorzaak daarvan is vooral gelegen in het gunstige voedselaanbod in de gemiddeld 9 meter brede, extensief beheerde bermen, die aanwezig zijn langs alle snelwegen. Met twee tot drie keer maaien zijn dit de ideale biotopen voor de Veldmuis (kernbiotoop). De knelpunten liggen allemaal rond de op- en afritten en de klaverbladen. Op deze plaatsen zijn de bermen extra breed met hoogteverschillen en taluds (geschikte biotopen voor muizen).

Bij de autosnelwegen in Friesland liggen de goede jachtgebieden verder van de weg, zodat de wegbermen een extra aantrekkingskracht vormen in slechte muizenjaren, vooral voor de pas uitgevlogen jonge vogels. In de gedeelten waar provinciale en secundaire wegen door goede voedselgebieden lopen (bijv. de weg Wolvega-Oosterwolde) bevinden zich geen knelpunten en het aantal verkeersslachtoffers is betrekkelijk laag.

Opvallend is dat er relatief meer Kerkuilen langs de weg sterven in de jaren dat het broedsucces niet optimaal is. Waarschijnlijk leidt een laag voedselaanbod tot een lage reproductie en een verhoogd gebruik van de wegbermen tijdens de foerageervluchten.

Minder verkeersslachtoffers , maar hoe ?

Om het aantal verkeersslachtoffers onder de uilen te verminderen kunnen op de knelpunten de hectometerpaaltjes ongeschikt gemaakt worden als zitplaats voor de kerkuil Ze kunnen dan gebruik maken van een op iets grotere afstand (ca. 5 m) van de rijbaan geplaatste hogere paal (ca. 3 m) met dwarslat. De uilen zullen de weg dan op grotere hoogte oversteken en minder gevaar lopen aangereden te worden.

Het goedwerkende model

Dat geldt niet alleen voor de Kerkuil, maar ook voor o.a. de Ransuil. Experimenten om tot een ”Kerkuil onvriendelijk” hectometerpaaltje te komen zijn uitgevoerd in de grote vliegkooi (12 x 5 m) op De Fûgelhelling in Ureterp.

Een aantal Rans- en Kerkuilen, die voor revalidatie in de kooi zaten, werden voor dit experiment gebruikt. Op een halve meter afstand van de voederplek bevond zich een origineel hectometerpaaltje. Afwisselend werd het paaltje vervangen door verschillende Kerkuil onvriendelijke modellen.

De uilen in de vliegkooi van het vogelasiel De Fûgelhelling vlogen altijd via een vaste route naar de voederplek. Vanaf de roestplaats (boven in de kooi) vloog de kerkuil naar het hectometerpaaltje, daarna werd de prooi gepakt en vloog de uil terug naar het paaltje. De prooi werd op een andere plek in de kooi verorberd.

Na het Kerkuil onvriendelijk maken van het paaltje, landde de uil toch steeds weer op het van boven aangepaste paaltje. Ongelooflijk handig wist de uil de obstakels te omzeilen door bijvoorbeeld een aangebrachte ronddraaiende elektriciteitsbuis in het draaipunt vast te pakken en rechtopstaande spijkers werden zonder probleem vanaf de zijkant vastgepakt.

Uiteindelijk werd een goedwerkend model ontworpen door Jan Koopmans: een soepel draaiende pvc buis met een doorsnede van 5 cm. Pogingen om maar enig houvast te krijgen mislukten, met als gevolg dat de uilen in de loop van de nacht direct naar de hogere paal vlogen.

Plot klaverblad Beetsterzwaag

Contacten met Rijkswaterstaat hebben er toe geleid dat een experiment met het goedwerkende model deze zomer als test (pilot) zal worden uitgevoerd rond het klaverblad van Beetsterzwaag. Wanneer de resultaten posief zijn zullen er bij de nieuwe rotondes bij Joure een aantal Kerkuil onvriendelijke Hectometer paaltjes worden geplaatst.

De 'proefdieren' boven in de kooi

Literatuur

  • Dekker J.J.A. & Bekker H. 2010. Badger Meles meles road mortality in the Netherlands: the characteristics of victims and the effects of mitigation measures. Lutra 53 (2):81-92.
  • Huijser M.P. 2000.Life on the Edge. Hedgehog traffic victims and migration strategies in an anthropogenic landscape. PhD Thesis, Wageningen University, The Netherlands.
  • De Jong J. 1995. De Kerkuil en andere in Nederland voorkomende uilen. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden.
  • De Jong J. & Paulusma J. 1996. De Kerkuil als verkeersslachtoffer. Vanellus 49: 142-147.
  • De Jong J. & Van den Burg A. 2012. A new method to sex Barn Owls Tyto alba. Ardea 100: 95-97.
  • Illner H. 1992. Road deaths of Westphalian owls: methodological problems, influence of road type and possible effects on population levels. In: The ecology and conservation of European owls ed. By C.A. Galbraith, I.R. Taylor and S.Percival, 94-100

    Johan de Jong / Verschenen in de Geaflecht van maart 2014

Overzicht: Vogels