Artikel gepubliceerd in het verenigingsblad Geaflecht in maart 1999

De vleermuis in de schijnwerpers

Vleermuizen zijn door hun verborgen leefwijze tot op de dag van vandaag mysterieuze dieren gebleven. In veel culturen worden ze beschouwd als duivelse en bloeddorstige (vampiers) schepsels, die de nachten onveilig maken. Maar onze kennis van vleermuizen is gegroeid, zodat een veel genuanceerder beeld van deze ‘dieren van de nacht’ is ontstaan. Duidelijk is dat vleermuizen een belangrijke rol spelen in ons natuurlijk milieu. Zo weten we dat er onder iedere 4 zoogdiersoorten 1 vleermuissoort huist. En als enig zoogdier dat kan vliegen, hebben vleermuizen zich over bijna de hele wereld verspreid. Op verre eilanden zijn het vaak de enige zoogdieren.

Vleermuizen zijn zoogdieren

Ze zijn warmbloedig, hebben een harige vacht en de jongen worden gezoogd door de moeder. Vleermuizen zijn de enige zoogdieren met echte vleugels, waarmee ze actief kunnen vliegen. Er zijn ongeveer duizend soorten bekend, om en de nabij een kwart van alle zoogdiersoorten is een vleermuissoort. De wetenschappelijke naam voor vleermuizen is Chiroptera. Dat betekent letterlijk handvleugeligen. De Chiroptera worden verdeeld in 2 grote groepen: de insecteneters (Mcrochiroptera) en de fruiteters (Megachiroptera).

Nepvleermuizen

Er zijn een paar andere zoogdiersoorten die zich door de lucht voort kunnen bewegen. Vliegende Eekhoorns en Vliegende Lemuren, hebben tussen de voor- en achterpoten een huidplooi waarmee ze kunnen zweven. Maar hoewel deze dieren hiermee afstanden van vele honderden meters kunnen afleggen, is zweven nog geen vliegen. Ze zijn in de lucht veel minder wendbaar dan vleermuizen en ze gebruiken hun zweeftechniek vooral om aan vijanden te ontsnappen. Terwijl vleermuizen zolang in de lucht kunnen blijven als noodzakelijk is, komt er aan zweven vanzelf een eind door de werking van de zwaartekracht.

Klein en groot

De grootste vleermuizen leven in Indonesië. Dit zijn vruchteneters en ze bereiken soms een spanwijdte van anderhalve meter. De Hommelvleermuis werd enkele jaren geleden ontdekt in Thailand. Het is niet alleen de kleinste vleermuis, maar ook het kleinste zoogdier ter wereld. Hij weegt slechts twee gram en kan ruim zitten in een vingerhoed.

Prehistorische vleermuis

Er is in Duitsland (Messel) een fossiele vleermuis gevonden, die naar schatting 50 miljoen jaar oud moet zijn. Al die tijd is hun lichaamsbouw onveranderd gebleven. Van de fossiele vleermuis uit Messel is de maaginhoud soms nog zo goed bewaard gebleven dat deze onderzocht kon worden. Zo weten we dat het insecteneters waren. Bovendien hebben onderzoekers bij de vleermuizen uit Messel resten teruggevonden van de organen die deze oervleermuizen gebruikten voor hun sonar, het middel waarmee de insectenetende soorten zich oriënteren en prooien vangen. Ook zijn soms de zachte delen, zoals vacht en oren, bewaard gebleven.

Evolutie van de vleermuizen

De botten van een vleermuis zijn zeer dun en breekbaar. Als gevolg hiervan blijft er van een dode vleermuis na verloop van tijd niet veel over. Fossielen van vleermuizen zijn daardoor zeer zeldzaam. De oudst bekende vleermuis is gevonden in Noord-Amerika en is 60 miljoen jaar oud. De oudste vleermuizen waren insecteneters. De vruchtenetende soorten ontstonden pas 35 miljoen jaar geleden. Hoe de voorouders van de vleermuizen eruit hebben gezien weten we niet, hun fossielen zijn nooit gevonden. We weten dus ook niet wanneer de eerste vleermuizen het luchtruim kozen. Waarschijnlijk zijn ze al ontstaan in het tijdperk van de dinosaurussen.

Lange vingers

De hand van een vleermuis heeft, net als bij de mens, vijf vingers. Die zijn lang en dun om de vlieghuid zo groot mogelijk te maken. Hun slanke armen zijn alleen aangepast om te vliegen, niet om iets op te tillen of te pakken. De duim vormt een klein klauwtje, die ze gebruiken om mee te klimmen of om even aan te hangen. Vruchteneters houden er hun voedsel mee vast. Sommige soorten hebben twee klauwtjes.

Geen poot om op te staan 

De achterpoten van de meeste vleermuizen zijn door hun naar buiten gedraaide bouw niet geschikt geschikt om mee te lopen. Deze draaiing heeft te maken met de bevestiging van de vlieghuid aan de poten en de staart. Bovendien zijn de achterpoten lang en dun waardoor ze zouden buigen, of zelfs breken, als ze het volle lichaamsgewicht moesten dragen. De achterpoten zijn wel zeer geschikt om aan te hangen.

Op zijn kop

Als een vleermuis op zijn kop hangt, worden door het lichaamsgewicht pezen in de klauwen aangetrokken. Hierdoor klemt de klauw zich onwrikbaar vast. Het blijven hangen kost geen energie. Zelfs een dode vleermuis blijft vaak hangen. Vleermuizen hangen om te rusten, met de kop naar beneden. Overdag rusten vleermuizen uit in rustige ruimtes zoals grotten, holle bomen, ijskelders en huizen. Koele vochtige ruimtes worden als overwinteringsverblijf gebruikt.

Kijken met je oren

Vroeger dachten de mensen dat vleermuizen blind waren, misschien omdat ze ’s nachts zo zigzaggend door de lucht vliegen. Tegenwoordig weten we dat insectenetende vleermuizen wel degelijk kunnen zien. Ze merken het verschil tussen licht en donker, zodat ze weten wanneer het dag of nacht is. Bovendien onderscheiden ze in het donker vage contouren zoals bomen en huizen. Insectenetende vleermuizen ‘zien’ het beste met hun oren. Ze gebruiken een sonarsysteem om insecten op te sporen in het donker. Al vliegend stoten ze hoge tonen (kreten) uit.

Vale vleermuis

Tussen elke kreet luisteren ze naar de echo’s. Aan de hand van intensiteit en de snelheid waarmee de echo’s terugkeren, kan de vleermuis zijn weg vinden en zijn prooien opsporen. Zo ziet een vleermuis ’s nachts alles wat wij zouden zien bij daglicht, zelfs het verschil tussen de verschillende soorten insecten. Vruchtenetende vleermuizen zoeken hun voedsel met hun ogen en neus.

Hoe oud worden ze

Vleermuizen leven langer dan zoogdieren van overeenkomstige grootte. De grote hoefijzer-neusvleermuis kan zelfs meer dan 30 jaar oud worden. Aan de universiteit van Bonn onderzoekt prof Uwe Schmidt vleermuizen. Hiervoor kweekt hij onder andere vampiers. Eén vampier bereikte bij hem de respectabele leeftijd van 29 jaar.

Vleermuizen werken als wij slapen

Veel mensen hebben een verkeerd beeld van vleermuizen. Men vindt ze eng, terwijl het dieren zijn waar we als mensen niks van hoeven te vrezen. Omdat vleermuizen alleen bijten als ze worden vastgepakt, zijn ze geen bedreiging voor mensen die ze met rust laten. We zouden ze moeten koesteren, want ze helpen onze wereld op vele manieren. Ze houden insectenplagen onder de duim, bestuiven bloemen en verspreiden zaden, zodat het regenwoud in stand blijft. Vroeger dachten de mensen dat vleermuizen verstrikt konden raken in hun haar. Nu weten we dat vleermuizen dingen waarnemen, die zo dun zijn als een haar op je hoofd, zelfs in totale duisternis. Als een vleermuis vlak langs je vliegt, zit hij waarschijnlijk achter een mug aan. Vleermuizen zijn ook nuttig omdat ze insecten eten die landbouwgewassen aantasten. Daardoor hebben de landbouwers minder insecticiden nodig. Dat betekent dat het grond- en oppervlaktewater schoner blijft en de natuur minder wordt vergiftigd.

De vleermuis zingt zoals hij of zij gebekt is

Sommige vleermuissoorten fluisteren, andere schreeuwen. Wij kunnen de hoge tonen die vleermuizen voortbrengen echter niet horen. Door het geluid van vleermuizen te bestuderen met speciale detectoren hebben wetenschappers ontdekt dat iedere soort een eigen geluid maakt, aangepast aan de omgeving waarin hij leeft. Grootoorvleermuizen die soms in bossen jagen, maken zachte geluiden. Vleermuizen die in open gebieden jagen, schreeuwen zodat hun geluid veel verder draagt. Als we het zouden kunnen horen, zou het geluid van de kleine bruine vleermuis even hard klinken als dat van een drilboor.

Moeders kindje

In het voorjaar voorjaar worden de jongen geboren en vormen de vleermuizen kraamkolonies. Een aantal soorten maakt daarvoor gebruik van oude bomen met holten en scheuren.
De meeste vleermuizen krijgen maar één jong per jaar. Bij sommige soorten klemt het jong zich vast aan de buik van de moeder, zelfs als de moeder op jacht gaat. Als het jong te groot of te zwaar is geworden, blijft het samen met de andere jongen in het slaapverblijf, totdat het zelf kan vliegen. Ze hebben elkaar nodig om warm te blijven. Zelfs in grote kolonies vindt het vrouwtje haar jong terug. Een aantal keren per etmaal komen de moeders langs om ze te zogen met voedzame melk. Anders dan bij de mensen, zijn de jongen buitengewoon groot. Hun gewicht is een derde van dat van de moeder en hun lengte is bijna een derde van dat van de ouders. De jonge vleermuizen groeien snel; na vijf weken kunnen ze al vliegen en gaan ze zelf op jacht.

Winterslaap

In gematigde streken begint in het najaar voor sommige vleermuizen de trek naar hun winterverblijf. Van oktober tot maart houden ze hun winterslaap. Hiervoor zoeken ze vorstvrije ruimtes op zoals grotten, verlaten mijnen, bunkers of forten. Maar ook een vochtige kelder, een ijskelder of kruipruimte onder een gebouw kan een geschikte plek zijn. Van meervleermuizen is het bekend dat ze vanuit Friesland en Noord-Holland enige honderden kilometers trekken naar hun overwinteringsgebieden in Zuid-Limburg, de Ardennen en Duitsland. De rosse vleermuis trekt in het najaar juist naar ons land toe. ’s Zomers leeft hij voor een deel in het noordoosten van Europa.

Vleermuizen in Nederland

Er leven in ons land ongeveer vierenzestig soorten zoogdieren, zeventien daarvan zijn vleermuissoorten:
1 Vale vleermuis Mvotis myotis
2 Ingekorven vleermuis Mvotis emarginatus
3 Meervleermuis Mvofis dasycneme
4 Brandts vleermuis Mvotis brandtii
5 Watervleermuis Myotis daubentini
6 Bechsteins vleermuis Mvotis bechsteinii
7 Baardvleermuis Mvotis mystacinus
8 Franjestaart Myotis nattereri
9 Grootoorvleermuis Plecotis auritus
10 Grijze grootoorvleermuis Plecotis austriacus
11 Gewone dwergvleermuis Pipistellus pipistellus
12 Ruige dwergvleermuis Pipistellus nathusii
13 Laatvlieger Eptesicus serotinus
14 Mopsvleermuis Barbastelia barbastellus
15 Bosvleermuis Nyctalus leisleri
16 Rosse vleermuis Nvctalus noctula
17 Tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus

De meest voorkomende soorten in Friesland zijn:

Meervleermuis

De meervleermuis komt in geheel Nederland voor. Na een periode van achteruitgang (Friesland), door restauratie van kerkzolders, herstelt de soort zich weer. Het is een echte trekvleermuis. Ze jagen graag boven brede waterwegen net als de watervleermuis.

Watervleermuis

De watervleermuis is een van de meest algemeen voorkomende soorten in Friesland. Hij komt voor in gebieden met grote vijvers, meren, plassen en kanalen. De watervleermuis jaagt vlak boven het wateroppervlak. Als zomerverblijfplaats kiezen watervleermuizen over het algemeen boomholten, maar soms ook nestkasten en vleermuiskasten.

Franjestaar

De franjestaart komt in vrijwel geheel Nederland voor, maar niet in grote aantallen. Hij leeft bij voorkeur in bosachtige streken (Oranjewoud), maar hij jaagt ook in parken en boomgaarden en bij vijvers. Zomerverblijfplaatsen zoekt hij in boomholten, nestkasten of vleermuiskasten. Als winterverblijf zoekt de franjestaart groeven, grotten en ruimtes onder gebouwen.

Grootoorvleermuis

De grootoorvleermuis is een vrij algemene soort. ’s Zomers verblijven de grootoren in gebouwen, maar ook wel in boomholten, vogel- en vleermuiskasten. In de winter overwinteren ze in forten, bunkers, ijskelders, enz. De grootoorvleermuis zoekt zijn voedsel vaak in de buurt van loofbomen.

 

Grootoor vleermuis

Gewone dwergvleermuis

De gewone dwergvleermuis is niet alleen de kleinste, maar ook de meest algemene soort. Ze leven het gehele jaar in kolonieverband. De gewone dwergvleermuis overwintert dicht opeen gepakt.

Ruige dwergvleermuis

Deze soort lijkt veel op de gewone dwergvleermuis. Vroeger werd er geen onderscheid gemaakt tussen deze twee soorten. Hierdoor is de verspreiding van de Mathusius dwergvleermuis nog onvolledig bekend. Voor zover bekend, verblijft deze soort ’s zomers maar weinig in gebouwen, maar houdt zij zich vooral op in bosgebieden, waar boomholten of vleermuiskasten worden benut. ’s Winters wordt zij echter geregeld in of in de directe nabijheid van gebouwen gevonden.

Laatvlieger

De laatvlieger is vooral te vinden in of tegen allerlei soorten gebouwen. Ook ’s zomers leeft de laatvlieger in Nederland bijna uitsluitend in gebouwen. Het is een vrij grote vleermuis, die ook in de stad te zien is, vooral rond straatlantaarns, waar hij jaagt op vlinders en kevers. De laatvlieger komt in kleine aantallen verspreid over heel Nederland voor.

Rosse vleermuis

De naam van de rosse vleermuis heeft betrekking op de vachtkleur, die roestbruin is. Deze vleermuissoort behoort tot de grootste van Nederland en bewoont ’s zomers vrijwel altijd boomholten, maar in enkele gevallen komen ze ook in gebouwen voor. Ook voor de winterslaap worden in ons land holle bomen gebruikt. Het kappen van oude holle bomen waarin zich overwinterende (rosse) vleermuizen bevinden, heeft daarom rampzalige gevolgen voor deze soort. Rosse vleermuizen jagen boven open watergebieden en weilanden, maar soms ook bij lantaarnpalen buiten de grote steden.

Achter het behang

De meeste mensen denken bij verblijfplaatsen van vleermuizen al snel aan ruïnes of heel oude gebouwen. Daar komen ze inderdaad voor, maar nog eerder vind je ze in je eigen wijk of straat. Vleermuizen worden namelijk veel in nieuwbouwhuizen aangetroffen. Deze hebben vaak muren die uit een binnen- en een buitenmuur bestaan. De ruimte ertussen wordt tegenwoordig voor het grootste deel gevuld met steenwol of iets dergelijks. Dat zorgt voor isolatie van het huis. Temperatuur en vochtigheid zijn er constant. De kleine holtes in deze zogenaamde spouwmuren zijn voor veel vleermuizen ideale onderkomens.

Onder de pannen

Het hele jaar door kunnen vleermuizen je huis uitzoeken als woonruimte. Niet alleen in spouwmuren maar ook op zolders, in kelders, onder de dakpannen of in de kruipruimten onder het huis kunnen ze overwinteren of op een zomerse dag uitrusten. Maar zowel in de winter als in de zomer, verplaatsen vleermuizen zich. Dit betekent dat ze je altijd slechts met een ’tijdelijk’ bezoek zullen vereren.

Jagen

Iedere vleermuissoort jaagt bij voorkeur in een bepaalde omgeving. Zo zijn watervleermuizen te vinden vlak boven het water van een sloot, vijver of plas. Deze moeten dan wel beschut liggen, zodat het wateroppervlak mooi glad is. Sloten en vijvers met een begroeid wateroppervlak worden gemeden.
De meervleermuis vervangt als het ware de Watervleermuis als het om grotere wateroppervlakten gaat. Meervleermuizen jagen meestal boven kanalen, meren en andere grote wateroppervlakten. De kanalen moeten bijvoorkeur meer dan tien meter breed zijn en liefst zonder kroos en andere boven het oppervlak uitstekende waterplanten. Alleen bij winderig weer zoekt de meervleermuis, de kleinere en meer beschutte gebieden op, waar normaal gesproken alleen de watervleermuis jaagt.
Dwergvleermuizen zoeken insecten in de buurt van huizen, vooral als er bomen in de buurt staan. Ze jagen tussen en onder de boomkruinen en langs begroeide of beschutte oevers.

Insecteneters

Zeshonderd muggen per uur achter de kiezen. De Nederlandse vleermuizen zijn allemaal insecteneters. Een gewone dwergvleermuis verorbert tot wel 600 muggen per uur; dit is per nacht meer dan de helft van zijn eigen lichaamsgewicht. De twintig miljoen guanovleermuizen die in de Bracken-grot in Texas leven, verslinden in een nacht miljarden insecten, met een totaal gewicht van meer dan een kwart miljoen kilogram. Insectenetende vleermuizen hebben kiezen met scherpe puntjes, waarmee ze de harde schildjes van hun prooien makkelijk kunnen kraken.

Een zieke vleermuis, wat nu ?

Vleermuizen kunnen, net als andere zoogdieren, ziekten overbrengen op mensen door hen te bijten. Een bekende ziekte is rabiës of hondsdolheid. In Nederland is dit virus slechts bij twee van de zeventien soorten vastgesteld, namelijk bij de laatvlieger en de meervleermuis.
In Nederland heeft nog nooit iemand kwade gevolgen ondervonden van contact met een vleermuis. Het is echter wel zaak bij een vondst alert te blijven, bijvoorbeeld wanneer een vleermuis afwijkend gedrag vertoont, ziek lijkt of agressief doet. Besmette vleermuizen vallen niet aan, maar kunnen wel bijten als ze worden vastgepakt. Vang daarom nooit een vleermuis met blote handen, maar gebruik altijd een handschoen of een potje. Bel vervolgens de vleermuiscoördinator uit de provincie, let wel, alleen bij zieke vleermuizen. Ben je, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, toch door een vleermuis gebeten of heb je een dode vleermuis in je blote handen gehad, dan is het noodzakelijk de huisarts of de politie te raadplegen. Bewaar de vleermuis, die is nodig voor onderzoek. Als de vleermuis besmet is, krijg je een vaccinatie van drie injecties, waarvan de eerste bij voorkeur binnen 72 uur, na de beet, moet worden toegediend.

Vleermuisonderzoek

Pas amper twintig jaar beschikken onderzoekers over hoogwaardige nachtkijkers en batdetectors, waannee ze ’s nachts vleermuizen in actie, kunnen bestuderen. Ze gebruiken ook recent ontwikkelde radiozendertjes om de vleermuizen te volgen. Deze hightech apparatuur stimuleert nieuw onderzoek, terwijl ook de interesse van niet-wetenschappers voor vleermuizen nog steeds stijgt.

Kwetsbaar

De meeste vleermuissoorten zijn kwetsbaar omdat ze maar 1 jong per jaar krijgen. Als overwinterende dieren worden gestoord, is de kans groot dat ze dood gaan van uitputting, omdat ze dan te veel van hun vetreserve gebruiken. De kans op uitsterven is hierdoor groot. In Nederland en de rest van Europa worden de meeste vleermuissoorten bedreigd, maar ook in andere delen van de wereld gaat het aantal vleermuissoorten sterk achteruit. Oude bomen worden bij ons vaak te snel gekapt. Vaak is de gedachte: ‘oude bomen zijn ziek en moeten weg’. Helaas gaat dat ten koste van plaatsen voor vleermuiskraamkolonies.

Kolonie Grootoor vleermuis

Jan Jonker / Verschenen in de Geaflecht van maart 1999