Het voorjaar lonkt, maar…
De laatste week van februari. De sneeuwklokjes staan al een poosje met hun witte bloemknoppen te bungelen in de wind, maar verder komen ze niet. Kwam de zon maar even, kwam de zon maar een dag door het grijs van de lucht. Eén dag warmte, één dag echte zonneschijn en de tere voorjaar boden zullen ontluiken. Ze zijn er echt klaar voor. Maar die dag wil maar niet komen. O ja, misschien dat ze ergens in de luwte van een huis, ergens in een heidetuintje al uit zijn. Maar waar de wind nog koel over het kale buitenveld waait wachten ze nog even. Het kan nog vriezen en dooien.

Raerderbosk
Verleden jaar had het op vier maart ’s nachts zeventien graden gevroren. Toen stonden de sneeuwklokjes al in bloei. Ze waren al bedolven onder een dik pak sneeuw. Ze waren overrompeld door een late strenge winter waaraan niemand had gedacht dat die nog zou komen. Ooievaars hadden hun nesten al bezet. Sneeuw aan de bomen, sneeuwduinen over het veld, prachtig om jaren later nog over te vertellen. Herinneringen van toen. Wat niet is kan ook nu nog komen. Gisteren moesten we naar Leeuwarden, en we reden, gedreven door een van de mooiste bosjes met stinzenflora, waar in elk vroeg voorjaar de winterakonieten bloeien, even een stukje om. 

Madeliefjes

We konden het niet laten, even langs het “Raerderbosk” Verleden jaar bloeiden ze om deze tijd al volop. Maar helaas, slechts enkele kleine polletjes tonen hun nu nog kleine sierlijke blaadjes met een enkel geel bolletje, de knopjes die nog uit moeten groeien tot de prachtige bloemen die het voorjaar aankondigen. Ook hier staan de sneeuwklokjes nog te bengelen in de wind met de witte bloemknoppen gesloten. In de hoge bomen waar een reigerkolonie elk jaar hun grote takkennesten weer bezetten is nog geen vogel te bekennen. Zelfs is er nog geen roek te bespeuren. Roeken, die de reigers gezelschap houden. Gezellig bij elkaar in de hoge bomen, maar nu even nog niet. Ik ben te enthousiast.

Hazelaars en Elzen
Maar de toverhazelaar staat al lang in bloei met zijn aardige gele bloesem. Jawel, maar die hoort hier niet thuis. De soort die hier bij ons in de late winter bloeit, komt uit het verre oosten van Azië, uit China. Ze zijn lang geleden al in cultuur gebracht, en er zijn veel cultivars ontstaan. Maar hier heeft onze natuur er niks aan, alleen zijn ze wel mooi. Ook onze hazelnoten staan al een poos in bloei. Zijn het eerst de manlijke katjes die zeer opvallend beginnen, later komen de vrouwelijke meer onopvallend uit. Maar die zijn juist ook heel mooi. Ik kan het niet laten, als ik bij een struik sta moet ik ze vinden, die kleine rode of paarsrode bloeiwijzen. En later tegen de herfst zijn de toch grote, eerst groene vruchten, nog moeilijker te vinden tussen het weelderig groene gebladerte. Elzen staan ook al in bloei, maar nog lang niet allemaal. De manlijke katjes hangen te bungelen in de wind. De kleine paarse bloeiwijzen zitten in staande losse trossen meer verscholen aan bochtige steeltjes aan de uiteinden van de takken. Ze zijn kleverig, net als die van de hazelaar. Hier moeten stuifmeelkorrels, die door de wind worden meegevoerd aan blijven kleven voor de onontbeerlijke bevruchting, en dat gebeurt ook. De bomen hebben nog geen blad waardoor de miljoenen stuifmeelkorrels vrije doorgang hebben.

Elzenkatjes

Daarom zijn deze struiken, of bomen zo vroeg met de bloei. Dit betekent het voortbestaan, en verspreiding van de soort. Hazelnoten vallen niet ver van de stam, maar door vogels worden ze vooral verspreid, en bij overvloed begraven voor latere schaarste aan voedsel. Maar de opgeslagen voorraad wordt wel eens vergeten, of is niet nodig geweest. Dan botten ze het volgende voorjaar uit, en staat er later een struik op de plek waar voorheen geen stond. Weer een voedselplek voor vogels en dieren, en de soort blijft in stand. Het enige gevaar is dan nog de landhonger, kap en opruimwoede van de mens. En dan het zaad van de elzen, in het najaar is het rijp. Maar de zaadjes kunnen lang tussen de schubben van de zaadkegels blijven zitten, de hele winter door. En dat is belangrijk. Vooral mezen eten deze zaden, het is vooral voedsel bij schaarste in een strenge winter. Je ziet ze dan in groepen langs de houtwallen trekken, kool, pimpel, zwarte, en staartmezen. Ook andere zaadetende vogels pikken wel een zaadje mee, ook die afgevallen zijn en onder de bomen liggen. Jammer dat er zoveel houtwallen zijn gekapt, en nog erger gerooid. Niet alleen met vergunning, maar ook clandestien. Dan wordt wel eens de verplichting gesteld dat er een nieuwe houtwal geplant moet worden, maar het duurt vele jaren voor deze weer de waarde heeft voor de natuur, wat de oude bomen hadden. En dat duurt voor de natuur te lang. Het leven moet doorgaan, er moet voedsel zijn. En als er geen voedsel is kunnen vogels de jongen niet grootbrengen, en ten slotte zelf ook niet leven. Dat betreft niet alleen de zaden en vruchten van de bomen, maar oude bomen hebben ook veel begeleiders in de vorm van insecten, die weer eitjes en rupsen achterlaten, waar veel vogels van afhankelijk zijn om hun jongen groot te brengen. Het één is zo gebonden aan het ander. En daar houdt de mens geen rekening mee.

Gele kornoelje
Dan is er een mooie vroeg bloeiende struik of boom, de gele kornoelje. Van oorsprong komen ze niet in ons land voor, het is meer een Zuid Europese soort. De noordelijke grens ligt in het zuiden van België, het midden van Duitsland, en het noorden van Frankrijk. Maar men twijfelt, de kans is groot dat ze ook daar door de mens terecht zijn gekomen. Het hout is zeer hard, en het werd al heel vroeg gebruikt voor constructies waar juist hard hout geschikt voor was. Er zijn vondsten gedaan waar dit bewezen wordt, en dat het in het Neolithicum al gebruikt werd. Deze hoge struik is al heel lang als sierstruik, of als boom in ons land, al zie je ze niet zo heel veel. Sommigen rekenen ze bij het stinzenmillieu. Ze zullen ook met de stinzenplanten voor hetzelfde doel, en ook door dezelfde klasse zijn ingevoerd. Dus de welstand om hun fraaie woonomgeving in het voorjaar een fleurige tint te geven. En dat doet de Gele kornoelje. De kleine, helgele bloempjes staan in bolvormige trosjes aan de takken, maar tot heden hebben ze het nog niet verder gebracht dan dikke knoppen waarvan sommigen al wat open barsten. Maar voor de echte bloei zullen ook zij op zonnewarmte wachten. Ze bloeien in maart, maar bij gunstige omstandigheden kan dat al in februari zijn. De ovale rode vruchten kunnen voor het maken van jam gebruikt worden, maar dan is het voorjaar al lang weer verleden tijd.

Paarse dovenetel
Er zijn van die planten die de hele winter door bloeien. Neem de Paarse dovenetel, als het niet vriest zijn ze er. En als het echt een zachte periode is, al is het ook hartje winter, kunnen ze volop in bloei staan. Dat geldt voor het hele jaar, want ook in hartje zomer laten ze ons niet in de steek. Het hele jaar zijn ze er, en dat noemen velen dan onkruid. Hetzelfde geld ook voor madeliefjes. Wat zijn dit toch ook prachtige plantjes. En dan wordt er in tuinboeken geschreven, dat je om een mooie egale grasmat in je gazon te houden, je dit en dat doen om het ongewenste te verwijderen. Madeliefjes, en ook andere planten horen daar niet in thuis vinden sommigen. Jammer, de mens verwijdert zichzelf steeds verder van de natuur. Laat het voorjaar maar komen, en laat alles wat kan, maar groeien, bloeien leven. Geniet er van, en vergeet niet dat ons leven van de natuur afhankelijk is.

Paarse dovennetel

Hans Baron (maart 2006)