Kleine bonte specht (Lytse bûntspjocht)
Verstopt
Het vergt nogal wat doorzettingsvermogen om een kleine bonte specht te spotten. Ze zijn nog het best te herkennen aan hun geluid: een snelle, langdurende en zachte roffel, zoiets als een naaimachine. Ze trommelen wel tot dertig keer per seconde op de boom. Gelukkig kan hun schedel dit opvangen met een soort stootkussen, zodat hun hersenen geen schade oplopen. Wil je naast het geluid deze kleine bonte specht ook zien, zoek dan hoog in de bomen. Deze specht is net zo groot als een flinke mus en het zijn beweeglijke, drukke baasjes. Ze struinen de takjes en twijgjes af op zoek naar insecten en larven. Het is dan wel een voordeel dat ze zo klein (14-15 cm) en licht (22 gram) zijn. Razendsnel hippen ze omhoog langs de boomstam, onderweg nog wat insecten oppikkend. In de boomkruinen voelen ze zich blijkbaar het prettigst. Ze hangen soms ondersteboven aan takjes.
Meestal alleenstaand
De kleine bonte specht lijkt heel veel op de middelste en grote bonte spechten. Man heeft een rood petje, de vrouw heeft geen rood. Beide hebben ze zwart-witte zebrastrepen op hun vleugels. Beide roffelen en roepen kie-kie-kie-kie in de periode rond het broeden. De rest van het jaar zijn ze vrij zwijgzaam. Dan leven ze ook niet samen. De kleine bonte specht is meestal alleen. De oudste kleine bonte specht die bekend is werd 6,5 jaar.
Hun leefgebied bevindt zich in loof- en gemengde bossen waar voldoende oude, hoge bomen zijn en genoeg dood hout. Hoge bomen van zacht hout zoals de wilg, berk, populier, linde hebben de voorkeur. Die vind je in bossen, maar ook in parken of stille grote tuinen. Het spechtje mag ook graag in hoogstamfruitbomen fourageren.
Het gaat goed met de kleine bonte specht in Nederland. Bossen worden ouder, er komt steeds meer variatie aan bomen en dood hout blijft in het bos staan of liggen. Dat heeft er mede toe geleid dat het aantal broedparen na 1990 verdrievoudigde. Er zijn nu ongeveer 6500 broedparen in ons land (Sovon, 2015). Maar het blijft lastig dit vogeltje te tellen gezien hun verborgen leefwijze.
In de winter hoor je ze niet, maar vanaf maart kun je het geroffel en geroep horen wanneer ze een partner zoeken. Het roffelen wordt onderbroken door fladderende achtervolgingsvluchten. Vinden man en vrouw dat ze dit seizoen bij elkaar passen, dan maken ze samen een nestholte. Ze hebben maar een klein dun snaveltje, dus een dode boom met vermolmd hout is niet zo’n gekke keuze. Vaak aan de onderkant van een dode tak, twee tot acht meter boven de grond hakken ze een gat van ongeveer 4 centimeter doorsnee. De houtspanen worden keurig naar buiten gekieperd op enkele na die ze gebruiken om het nest te stofferen. Inmiddels is het al mei geworden en gaat het vrouwtje eieren leggen. Dat zijn er 4-6 stuks, die ze ieder om de beurt uitbroeden. Elf dagen later zijn de piepkleine, kale en hulpeloze spechtjes uitgekomen. Die groeien als kool. Binnen drie weken, waarin ze door beide ouders intensief worden gevoerd, zijn ze klaar om uit het nest te gaan. Dan blijven ze nog wel in de buurt en verzorgen de ouders het jonge grut nog een week of drie. Er is jaarlijks één legsel. Maar omdat vrouwtje specht er nog wel eens een tweede man op na houdt, kan het gebeuren dat ze twee legsels moet verzorgen. Een fikse taak voor zo’n klein beestje.
Kinderen de deur uit
Zodra de jongen het nest hebben verlaten, gebruiken de spechten dit nest vaak als slaapplek of als woning waar ze met slecht weer kunnen schuilen. Nestholtes worden ook meerdere jaren gebruikt om te broeden. Man en vrouw gaan na de gezinsperiode weer hun eigen solitaire leven leiden. De jongen zwerven wat rond, soms in gezelschap van mezen en kunnen buiten het broedgebied komen. Na een jaar zijn ze oud genoeg om zelf voor nageslacht te zorgen.
Bomen zorgen voor het voedsel door de vele insecten die er op leven. De specht zorgt er op zijn beurt weer voor dat de boom gezond blijft door schadelijke insecten en larven te eten. De kleine bonte specht zoekt met het kleine snaveltje onder en tussen de bast van de boom naar voedsel. Net als andere spechtsoorten heeft deze specht een lange kleverige tong, waarmee hij de insecten naar binnen hengelt. In de zomer zoekt het spechtje hoog in het bladerdak naar bladluizen. Die vindt hij ook wel in houtwallen en kleine bosjes, waar hij na het broedseizoen rondstruint. Verder eet hij spinnen, torren en kevers in alle stadia van ontwikkeling. Voor de afwisseling eet hij ook wel bessen.
De boom is het huis van de specht. Je kunt er wonen, broeden, eten, rusten, schuilen en bescherming vinden. Het is daarom zo belangrijk dat bomen de kans krijgen oud te worden en ter plekke dood te gaan tot ze omvallen, zodat er nog veel kleine bonte spechtjes een leefbaar plekje vinden.
Overzicht: Vogels