Rietgans (Swartkopgoes /Blaupoatsje-kleine rietgans)

Wie van de drie
Het klinkt zo simpel: de rietgans. Toch is er verdeeldheid over wie nu de echte ”rietgans” is. Er zijn nl. drie soorten. Sommige wetenschappers spreken van één soort met ondersoorten. Zo zouden de taigarietgans (anser fabilis) en toendrarietgans (anser fabilis serriostris) eerst één soort zijn die zich op een gegeven moment splitste. Later kwamen de soorten weer bij elkaar waarna er opnieuw een samensmelting van deze twee leek te ontstaan. De kleine rietgans (Anser brachyrhynchus)  is juist een soort die uit een ander gebied komt. Voor dit artikel gaan we uit van drie soorten: de taigarietgans, de toendrarietgans en de kleine rietgans.

Taiga, toendra en de kleine rietgans
De taigarietgans en toendrarietgans lijken het meest op elkaar. Er zijn kleine verschillen. Zo heeft de taiga een kleinere kop dan de toendra met meer oranje op de snavel. En de kleine rietgans heeft roze op de snavel en roze poten.

Meer verschillen zijn er in hun levenswijze. De taiga en toendra broeden in Scandinavië en tot ver in Siberië,  terwijl de kleine rietgans op Groenland, IJsland en Spitsbergen broedt. Ook hun naam verraadt iets: de taigarietgans heeft zijn gezinsleven in de taiga’s, de door bos omgeven veenmoerassen. De toendrarietgans vindt je in hun broedseizoen op de toendra’s. Het zijn alle drie ganzen die hun leven lang trouw blijven aan de partner. En alle drie zijn ze als trekvogel ook in Nederland te zien.

Van november tot februari komt de toendrarietgans naar Nederland om te overwinteren. Ze zitten vooral op bouwland waar aardappelen en suikerbiet op heeft gegroeid. De taigarietganzen zijn ook in dezelfde periode in Nederland. Deze ganzen kun je treffen in de akkerbouwgebieden van  Drenthe, maar ook in Brabant en Gelderland. De taigarietgans is een bedreigde soort.  De kleine rietgans die in Nederland overwintert, komt van Spitsbergen. Ze strijken in grote getale neer in zuidwest Friesland. Daar is grasland in overvloed. Deze ganzen zijn al in september te zien. Ze zijn ongeveer twee maanden in Friesland, waarna ze verder overwinteren in zuidwest Nederland en West-Vlaanderen. In december vliegen deze ganzen al weer naar het noorden, meestal in één ruk door naar Denemarken. Daar wachten ze de lente af waarna ze weer naar Spitsbergen vliegen om te broeden.

Aanpassingsvermogen
Het blijkt de laatste jaren, dat ganzen zich kunnen aanpassen aan veranderingen in de leefomgeving. Het viel op dat er minder ganzen naar Friesland kwamen (Sovon observaties). Veel ganzen blijven in Denemarken en eten daar naast gras ook maïs of restanten van aardappelen en suikerbieten. In Friesland is dat afgelopen jaren ook gezien. Kleine rietganzen die de maïslanden afstruinen op zoek naar voedsel. Voorheen verbleven ze op enkele honderden vierkante meters rond dorpjes als Blauwhuis, Folsgare, tegenwoordig zijn ze tevens gesignaleerd in de buurt van St. Nicolaasga, Fochteloo en in Oost-Groningen. De vraag is of het gras minder lekker is geworden of dat er andere redenen zijn dat de ganzen hun menu hebben gewijzigd. Gemak dient de gans, waar lekker eten is daar blijven ze hangen.

De jongen die door de vrouwtjesganzen worden uitgebroed (meestal 3-5) verblijven de eerste overwintering bij hun ouders. Slechts enkele maanden oud maken ze de lange reis naar Nederland en omliggende landen. Onderweg zijn er diverse foerageerplekken.

Overzicht: Vogels