
21 november 2024
Lezing over ringslangen
Ringslangen zie je in november niet meer. Die hebben dan al lang een
ondergrondse schuilplaats opgezocht. Dat dit niet onverstandig is,
toonde deze avond zeker. In verband met de sneeuwval ben ik maar rustig richting Gorredijk gereden voor de lezing van Tariq Stark over deze
meest voorkomende slang in Nederland. Tariq is in het dagelijkse leven
werkzaam is bij RAVON (Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek
Nederland) en een zeer enthousiast verteller over deze soort. Tariq
sneed een paar interessante inzichten aan zoals de herkolonisatie van
Europa na de laatste ijstijd zo’n 11.000 jaar geleden. De ringslang was
in die tijd waarschijnlijk teruggedrongen tot het Iberisch schiereiland,
Italië en de Balkan en kwam van daaruit langzaam weer terug (dat
fenomeen moet overigens bij heel veel plant- en diersoorten gespeeld
hebben maar is wel iets waar je verder weinig over hoort).

Die isolatie heeft geleid tot het ontstaan van meerdere (onder)soorten doordat de geïsoleerde populaties zich genetisch verschillend ontwikkeld hebben. De soort die hier nu van nature voorkomt is de westelijke ringslang of Natrix helvetica. Echter ook de oostelijke ringslang (het Rijndal is
ruwweg de grens) komt hier voor. Deze oostelijke ringlang (Natrix natrix) komt o.a. voor op de Brunssumer heide in Zuid Limburg. Deze
soort is hier echter door de mens geïntroduceerd en kan hybridiseren met “onze eigen” variëteit wat de overlevingskansen van “onze” soort
negatief kan beïnvloeden.
Een ander typisch fenomeen is het al sinds de oudheid voorkomen van de ringslang nabij de mens. Als er opgravingen worden gedaan in oude nederzettingen zijn er dikwijls nog sporen van de ringslang herkenbaar. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat het dier niet (eier) levendbarend is zoals de twee andere Nederlandse slangen (gladde slang en adder) maar eieren legt die zich vervolgens in een warme omgeving moeten ontwikkelen. Zo’n warme omgeving is o.a. te vinden in broeiende hopen organisch materiaal, als oogstresten of mest, en die bevonden zich duizenden jaren in de directe omgeving van de bewoonde wereld. Wat verder opvallend is dat de soort met name voorkomt in een grote hoefijzervorm die zich uitstrekt van (zuid) Friesland rondom het IJsselmeer tot aan Amsterdam. Daarbuiten wordt de soort maar mondjesmaat gezien. Toch stelt de soort geen hoge eisen aan zijn leefgebied. Schoon water met voldoende kikkers, padden en salamanders is zeker belangrijk. De soort kan niet goed “duiken” en is daarmee, als typische “waterslang”, zeker geen visjager zoals zijn zuidelijke verwante soorten als dobbelsteenslang of adderringslang. In grote lijnen moet er in het leefgebied van de ringslang sprake zijn van:
- Voldoende voedsel (schoon water met prooidieren)
- Een halfopen terrein (landbiotoop) met voldoende dekking
- Goede, vorstvrije, overwinterings-lokaties
- Voldoende broeihopen voor de ei-afzetting en ei-ontwikkeling.
Het ontbreken van (goede) broeihopen is in het hedendaagse landschap (door regelgeving en netheidswaan) een steeds groter probleem. Op de
site www.boeihopen.nl zijn allerlei tips opgenomen hoe je deze broeihopen het beste kunt opzetten, waar je terecht kunt voor vragen en waar waarnemingen gemeld kunnen worden. Tot slot denk ik dat we de reis van Tariq Sark vanuit de achterhoek naar Gorredijk het best waarderen
als we volgend voorjaar als Geaflecht enkele boeihopen gaan aanleggen om deze soort een steuntje in de rug te geven. Belangstellenden kunnen zich bij het secretaraat van Geaflecht of bij ondergetekende melden.
Wietze van der Meulen
