Watersnip (westersnip)

Nattigheid, veel nattigheid, dat heeft de watersnip als leefomgeving nodig. Mensen zouden er snipverkouden worden. De term ‘snipverkouden’ heeft vermoedelijk te maken met de vogel. In 1917 werd het woord  voor het eerst aangetroffen. Ouder zijn de uitdrukkingen:
zo verkouden als een poelsnip uit 1861 en verkouden als een snip, 1916 . Dit zou zijn oorsprong hebben in “dronken als een snip”, waarbij men dan dacht aan de zigzaggende manier van wegvliegen van de snip. Alsof hij straalbezopen was. Hoe een dronken snip een verkouden snip wordt is niet verklaard. Maar ook is er gedacht dat de term snipverkouden komt van de snavel. Bij het zoeken naar voedsel zitten er vaak druppels of modder aan de snavel, alsof hij snipverkouden is.

Geld waard
We kennen de watersnip in ons taalgebruik nog op een andere manier: een snip in de knip. Dit heeft alles te maken met het feit dat de watersnip stond afgebeeld op ons 100 gulden biljet tussen 1980 en 2002. Op de achterkant stond de poelsnip. Bijzonder, dat een vogel die de laatste eeuw in grote getale afneemt en in Nederland en België op de rode lijst staat, toch zo’n opmerkelijke plek in onze communicatie inneemt.

Nattigheid voelen
Kenmerkend aan de watersnip is zijn lange snavel. Deze is tot 7,5 cm lang en het uiteinde is beweeglijk. Hij peurt met zijn snavel gesloten in de natte bodem en pakt met de beweeglijke punt regenwormen, insectenlarven of slakjes. De watersnip is voor zijn voedsel afhankelijk van natte grond zoals zompige hoog- en laagveengronden, moerassen, natte hooi- en weilanden en randen langs meren. Hij is helemaal aangepast aan deze leefomstandigheden. Korte poten met lange tenen, lange snavel en goede schutkleuren. Juist de ontwikkelingen van deze leefgebieden vormen  een bedreiging voor de watersnip, waardoor ze sterk in aantal afnemen. Dat is begin 20e eeuw al begonnen met de ontginning van broedterreinen (venen, natte heide). Toen kwam de ontwikkeling in de agrarische sector met als gevolg verlaging van waterpeil, meer beweiding, steeds vroeger maaien en zware bemesting. Helaas werd –en wordt- er in zuidelijke landen gejaagd op de watersnip wat uiteraard de instandhouding van de soort niet ten goede komt.  Toch zien de meeste landen de watersnip niet als een bedreigde vogelsoort.

Er zijn grote delen van het jaar watersnippen te zien in Nederland, veel doortrekkers, enkele schaarse wintergasten en broedvogels. Het aantal broedparen in ons land is niet meer dan 1200-1500 (vogelbescherming 2013).  De meeste watersnippen zijn in natuurreservaten te zien.

Het broeden wordt bepaald door de vochtigheid van de bodem. Goed verstopt in de vegetatie (graspollen, greppels, vochtige bermen) wordt het nest gemaakt. De paartjes vinden elkaar in het broedgebied en zijn monogaam. Het vrouwtje broedt in 17-21 dagen de eitjes uit. De jonge snipjes gaan meteen op stap. Ze worden eerst nog gevoerd en beschermd door hun ouders. Dreigt er gevaar dan neemt de watersnip de jongen tussen de lange tenen en vliegt er mee weg. Na drie weken gaan ze zelfstandig de wereld in.

Hemelgeit
Een watersnip is niet bang aangelegd. Hij gaat niet meteen op de vlucht voor verkeer of drukte. Vertrouwend op zijn schutkleur vliegt hij vaak op het laatste moment weg, tot schrik van de argeloze jogger of wandelaar. Want hij maakt veel kabaal en vliegt zigzaggend weg. En daardoor valt hij juist op want als hij blijft zitten zie je hem inderdaad niet. Hij heeft overigens ook rumoerige veren. Wanneer hij zich uitslooft voor een vrouwtje duikt hij in een baltsvlucht met gespreide staartveren naar beneden. Die unieke staartpennen zullen dan gaan trillen waardoor ze een soort blatend geluid maken. De watersnip heeft hiermee de bijnaam ‘hemelgeit’ gekregen.

Overzicht: Vogels